Deel 3.0

95 11 5
                                    

Het begin van het einde...

september 1346 n.C.

Hadden de mensen haar maar niet gedood. Hadden de mensen haar maar niet gekwetst. Dan was het nooit zo gevorderd als toen. De mensen hadden niet door wat hun voorouders hadden aangericht.

Her en der was het al begonnen. Al zeven jaar lang verscheen het wel eens ergens, maar nog nooit zo erg als dat jaar. Dat allemaal omdat het noodlot weer parten moest spelen. 

De Dood kwam niet opdagen die dag. Johanna riep hem, maar hij antwoordde niet. Ze bleef hem roepen, maar hij negeerde haar. Uda werd gekwetst en haar zwarte haren begonnen wild te zwaaien door de wind. In haar ogen begonnen de vlammetjes te bewegen en haar kleed werd zwarter dan de zwartste nacht op een maansverduistering.

"Als u er niet bij wilt zijn vader, dan hoef ik u niet aan mijn zijde te hebben voor ons experiment!" Riep ze woest uit. De tranen in haar ogen verdampten meteen door haar woede en stampvoetend stoof ze het dorp in. Ze zocht het huis dat ze had geobserveerd. 

Elke ochtend verliet de moeder het huis om bij de koningin in haar kasteel als dienstmaagd te werken. De vader ging aan de slag in de smidse voor zijn huis. De zoon des huize hielp hem samen met zijn twee andere broers, maar hun zusje was nog te jong om iets nuttigs te doen. Zij had nog een zorgeloze tijd van spelen en ravotten met haar vriendjes. Het was haar dat Johanna moest hebben. 

Het meisje had zacht blauwe ogen en donkerblond haar. Als ze lachte had ze kuiltjes in haar wangen en haar ogen straalden dan. Het kind maakte zich geen zorgen. Ze had de zeven jaar gehaald wat al best veel was. 

Daar ging de deur dan open en het meisje kwam naar buiten om naar het veld te gaan en daar met vriendinnen te spelen. Het meisje liep Uda voorbij en liep rustig verder. Uda volgde haar en juist buiten de stadsmuren sloeg ze toe. Ze nam een handvol van haar luizen en plaatste die op het hoofd van het meisje.

In haar oor fluisterde ze: "Da gij in vrede moge rusten." Het meisje hoorde niets, maar keek achterom toen ze haar vriendinnetjes hoorde roepen. Uda keek het kind na. Ze keek hoe het meisje verder liep en was blij dat haar plan in werking was getreden. Zeven jaar lang had ze het op allerlei dieren uitgetest en meestal was het ook gelukt. 

Gedurende die zeven jaar had ze het ook op menselijke slachtoffers uitgetest, maar dat waren proeven geweest. Ze had nog geen dorpen, laat staan steden uitgeroeid, maar die tijd zou nog komen.

"Wat had ik gehoopt deze dag met u mee te maken vader, wat jammer dat u hier niet bent. Samen zouden we zoveel pret kunnen hebben, maar ik verzeker u, ik zal u niet teleur stellen. Ondanks dat u hier niet bent en u mij teleurgesteld heeft zal ik u nooit teleurstellen. Dat zweer ik." Zei ze. Ze keek naar het nog steeds kleiner wordende meisje totdat ze helemaal verdween. 

"Tot binnen een paar dagen, lief kind. Ik zie je gauw." Zei ze. Uda draaide zich om en liep met een snelle tred naar het zelfgemaakte en knusse plekje aan het veld waar ze zou wachten om terug te keren. Ze zou wachten om te zien of het werkte. Want, niet alleen het meisje zou besmet raken met die vreselijke ziekte, ook de vriendinnen zouden het krijgen en als de familie niet uitkeek zij ook. Die zouden natuurlijk weer een dokter inschakelen en voor je het wist zou het dorpje uitgeschakeld zijn. Uda wreef tevreden in haar handen en staarde voor zich uit.

"Dit is een moment om nooit meer te vergeten." Glimlachte ze.

UdaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu