een gezin

18 4 0
                                    

Het werd algauw donker en de zombies waren verdwenen.
'Laten we hier weg gaan' zei mijn vader. 'Is goed' zei ik terug. We liepen de trap af.

Toen we eindelijk beneden waren, stonden er een paar zombies.
Snel maakte we ze dood. 'We moeten een nieuwe auto vinden en voedsel' zei Thijs.

We liepen naar buiten. 'Daar staan een paar auto's' zei ik. Mijn vader pakte een stalen buis die op de grond lag, daarmee sloeg hij door de ruit van de auto.

Snel stapte we allemaal in. M'n vader zat weer te sleutelen. De motor startte en we reden.

Een paar minuten later stonden we tegenover een supermarkt. We liepen naar binnen. Er was genoeg voedsel.
We namen de hardnodige spullen mee.

Uiteindelijk zat onze auto vol met spullen. We reden weer veder.
De enige manier waarop we kunnen blijven leven, is een goede plek vinden.

We reden voor de zoveelste keer om te kijken voor een plek. Plotseling schreeuwde iemand om hulp. Snel stopte we de auto. 'Het geschreeuw komt vanuit het bos' zei Thijs.

We rende met z'n alle het bos in. Daar stond een vader met 3 kinderen. Hij probeerde zich te verdedigen tegen de zombies. Snel pakte ik m'n handgeweer en schoot de zombies rondom het gezin neer.

'Gaat het?' vroeg m'n vader aan de man. 'Ja, bedankt' zei de man terug.
'Kom met ons mee we hebben een auto' zei ik tegen de man.
De man knikte en we liepen terug naar de auto. Ik moest de drie kinderen hun riemen vast maken.
Daarna vertrokken we weer veder.

'Kijk daar is een huis voor de overnachting' zei mijn vader. We reden naar het huis toe. We laadde alles uit. De kinderen gingen alvast slapen.

'Ik ben Jasper' zei de man.
'Leuk je te ontmoeten' zei ik tegen de man terwijl ik z'n hand schudde.
Het werd al donker, dus ik ging ook alvast slapen.

Zombie timeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu