Hoofdstuk 12

38 0 2
                                    

-Carla-

Ik zie Bram in de verte aan komen lopen. We staan nog steeds in de gang te wachten. Hij ziet er slecht uit. "Alles oké, Ibrahim?" Vraag ik. Hij knikt. "Ja... Ik moest even Thomas' moeder... of, nee... zijn stief... nee, uhm... mijn ex. Layla. Die moest ik even bellen of ze Thomas wilde ophalen." Stottert hij. Hij slaakt een diepe zucht. "Sorry." Zegt hij. "Waarvoor?" Vraag ik. Hij staart naar de dichte deur van de kamer waar Liselotte in ligt. "Wat moet ze wel niet van me denken. Het is haar kind..." Hij legt zijn hand over zijn mond. "Bram, Liselotte zal je echt enorm dankbaar zijn dat je haar zoon hebt opgevangen. Je hebt hem opgevoed als je eigen kind. Daar zal ze je eeuwig dankbaar voor zijn." Leg ik hem uit. "Denk je?" De tranen staan in zijn ogen. "Tuurlijk!" Mengt Fenna zich in het gesprek. "Jij en Layla hebben hem opgevoed tot het leuke, slimme, lieve en grappige ventje dat hij nu is.  Daar kan je als moeder toch alleen maar heel blij mee zijn?" Ze glimlacht naar hem. Een arts komt de kamer van Liselotte uit. "Hoe is het met haar?" Vraagt Bram gelijk. "Kunnen we even bij d'r?" Vraagt Evert. De arts schudt zijn hoofd. "Ze heeft nu echt rust nodig. Ze is heel zwak. Jullie kunnen het beste morgen terugkomen. Sterkte." De arts loopt de gang uit. "Wat nu?" Vraagt Evert. "Nu gaan we naar huis. Morgen is er weer een dag." Antwoord ik. "We kunnen toch niet zomaar naar huis gaan? We kunnen haar toch niet zo hier achterlaten?" Zegt Evert. Hij kijkt naar Bram voor steun, maar Bram blijft stil. "We zien haar morgen weer. Ze is hier in goede handen." Zegt Fenna en ze pakt Evert bij zijn arm. "Morgen kan je haar zien."

SpoorloosWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu