011: Outside

319 42 4
                                    

Ashley

"Was er wat?" Vroeg Calum, ik keek op. Ik ging op het kleine houten bankje zitten, net als Calum.

"Het was gewoon niet fijn om daar te zijn," zei ik zacht. Calum keek me nog vragend aan. Ik keek weer op, voor even was ik verdronken in zijn ogen. "Heb jij dat niet, dat je ergens staat en je gewoon zo'n koud, akelig gevoel heb?"

"Ja tuurlijk," zei Calum.

"Dat dus," glimlachte ik simpel.

"Hoe komt het?" Vroeg Calum. Ik slikte even. Ik sloot mijn ogen, de donkere ruimte kwamen voor. Het kleine lichtstreep die door het gleufje van de loods kon ontsnappen. De grove lijnen van de plek waar ik verbleef toen ik ontvoert was. Ik beet op mijn lip. Ik voelde een druk op mijn keel. "Als je het niet wilt zeggen hoeft het niet,"

"Ik ben hier omdat ik een paar maanden geleden uit een loods ben gehaald," fluisterde ik. "Ik ben zomaar ontvoerd," Calum keek me geschrokken aan. "Om de minuut viel er een druppel op de grond, ik werd gek," zei ik. Ik voelde een arm om mij heen wikkelen, voorzichtig drukte de arm mijn lichaam tegen Calum zijn lichaam. Zijn andere arm ging ook om mij heen.

"Je bent nu wel veilig," zei Calum. Ik knikte in zijn borst. Ik voelde tranen opkomen. Calum probeerde mij te kalmeren, zonder succes. Ik wilde de longen uit mijn lijf schreeuwen, ik wil alles kapot maken wat er in mijn zicht was, ik wilde mijn woede even uiten.

"Als ik hier weer weg mag, dan ben ik niet meer veilig. Maar niemand weet dat," vertelde ik Calum. "Ik wil zo hard gillen," zei ik zacht. De dwang om te schreeuwen werd groter

"Doe maar," zei Calum. Ik schudde mijn hoofd. Ik beet op mijn kaken. Zijn handen wreven langzaam over mijn rug. Ik voelde de spanning alleen maar oplopen. "Gaat het een beetje?" Vroeg Calum. Ik sloot mijn ogen, nestelde mij dichter tegen Calum. De wind bloes door onze haren. Voorzichtig luisterde ik naar zijn hartslag.

Binnenkort zal zijn hartslag stoppen. Nooit meer, voor altijd zal zijn hart ermee stoppen. Door een ijzeren kogel, geschoten recht door zijn nart. Door wie? Door mij. "Calum," zei ik zachtjes. Ik keek op. "Welke dag is het morgen?"

"Donderdag, 28 juni," zei Calum.

"Dankjewel," zei ik met een glimlach. Maar er is geen punt om te glimlachen. Binnenkort word ik een moordenaar, een leven ontnemer. Die gedachtes kon ik niet mee rondlopen. Gedachtes, wat doe je me aan? 28 juni, nog 19 dagen om me te kunnen voorbereiden. "Laten we naar binnen gaan, Ashton zal vast op je wachten," zei ik. We stonden op. We liepen door het pad met struiken. Calum deed de deur open. Ik liep naar binnen. Vervolgd door Calum, hij deed de deur weer op slot.

Harry kwam alweer aangelopen. Calum gaf de sleutel. "Oh, Ashley, we hebben de verf. Dus je kan je muren vandaag nog of morgen verven." Ik knikte. Ik nam snel afscheid van Calum, en liep toen met Harry mee.

"Hazz," begon ik. Hij keek op. "Help je me mee?" Vroeg ik voorzichtig. Hij knikte. Een grote pot met witte verf lag op de balie. Heel snel begonnen we al. Maar de teksten verdwenen niet.

Writings on the wall » C.H ✔️Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu