Hoofdstuk 30

1.6K 95 17
                                    

Hoofdstuk 30

Het sneeuwde zo hard dat ik haast niets meer kon zien. De sneeuw zat overal: in mijn ogen, schoenen en zelfs in mijn mond.

Toch was ik niet van plan op te geven. Ik stapte stevig door, ook al voelde ik mijn voeten steeds natter worden. Ik had mijn gympen aangetrokken en die konden echt niet tegen de sneeuw.

Ik had er al moeten zijn, maar door de dichte sneeuw zag ik geen hand voor ogen. Nadat ik nog een paar meter had gelopen zag ik dan eindelijk het grote roestende hek van de begraafplaats.

Ik wist niet of ik bij moest zijn of nog verdrietiger. Eigenlijk wist ik heel veel dingen niet meer.

Ik ging door het grote hek dat gelukkig niet op slot zat. Ik ging op zoek naar het graf van Mike. Ik wist ongeveer waar het was, maar niet precies. Ik volgde het pad, dat nauwelijks meer te zien was, de heuvel op.

De begraafplaats van gebouwd op een heuvel en bovenop stond het oude kerkje dat er altijd uitzag alsof het meteen zou instorten. Het werd nooit gebruikt, alleen als er een speciale gebeurtenis plaatsvond.

Ik las de namen op de grafstenen en probeerde de naam Mike te ontdekken. Isabella Newman, Robert Stanton, Dean Hughes. Bij die laatste naam bleef ik even stilstaan. Die naam deed me denken aan Dean. Een rilling kroop over mijn rug, en dat kwam niet door de kou. Ik had mezelf verboden om aan hem te denken. Hij was slecht. Hij was een moordenaar. En er zou een dag komen dat hij hier echt lag. Op de begraafplaats. Helemaal alleen. En niemand zou om hem treuren.

Er kroop een kleine glimlach over mijn gezicht. Dat waren zeker niet de beste gedachtes voor een 17 jarig meisje, maar het kon me niets schelen.

Ik rukte mijn blik los van de steen en liep verder. De sneeuw waaide hard tegen mijn gezicht aan en ik merkte voor het eerst dat sneeuw pijn kon doen.

Eindelijk, na wat voelde als een eeuwigheid, zag ik de steen van mijn vader. Hij stond verscholen onder twee bomen. Het laatste stukje rende ik en toen viel ik op mijn knieën voor zijn graf neer. Ik huilde niet, mijn tranen waren op, maar vanbinnen huilde ik wel.

Ik veegde de sneeuw van de grafsteen en staarde naar de letters.

Michael Pearson

26 Juni 1977- 29 Oktober 2012

Ik zat dat misschien wel uren. Ik was helemaal verkleumd, maar ik kon mezelf er niet toe brengen om op te staan.

Langzaam ontstond er een laagje sneeuw op de neuzen van mijn schoenen. Mijn vingers waren verkleumd en ik stopte ze in mijn jaszakken, maar dat hielp voor geen meter.

Mijn gedachten gingen soms even naar mijn ouders. En soms ook wel even naar Luke. Ze waren allemaal vast bezorgd. Ik had niemand verteld waar ik heen was gegaan. Ze konden het natuurlijk wel raden. Ik kwam hier vaker dan dat ik thuis was.

Toch vond ik het ergens ver weg in mijn gedachten wel raar dat ze hier niet al waren om me te zoeken. Misschien kon het ze niets meer schelen wat ik deed. Misschien vonden ze de storm te erg. Of misschien hadden ze nog niet opgemerkt dat ik weg was.

Ik veegde met mijn rode verkleumde vingers het nieuwe laagje sneeuw van de steen.

Het was raar hoe je iemand kon missen die je nog niet zo goed kende. Ik had geen mooie herinneringen dus bedacht ik de herinneringen zelf. Ik bedacht al de dingen die we hadden kunnen doen. De tijd die we hadden kunnen inhalen. We hadden nog...

Opeens hoorde ik achter me een takje breken. Ik verstijfde. Wie was dat? Luke misschien?

'Zo, zo, kijk eens wie we daar hebben.'

Ik kneep mijn ogen stijf dicht en hoopte dat ik droomde. Nee, dat ik een nachtmerrie had. Dit gebeurde niet echt. Hij was hier niet echt.

'Ben je je tong verloren,' vroeg hij. 'Of ben je net zo dood als je vader?' Hij lachte. Een koude lach. Een lach van iemand die zo gevoelloos was dat hij mensen vermoordde.

Ik deed mijn ogen weer open en draaide me toen langzaam weer om. Ik stond oog in oog met Dean. De man die de hoofdrol speelde in al mijn nachtmerries.

Hij zag er nog precies hetzelfde uit als de vorige keer. Zijn zwarte haar zat perfect en ik had geen idee hoe hij dat voor elkaar kreeg met dit weer. Het ringetje in zijn wenkbrauw wees erop dat hij een hele andere man was dan hij op het eerste gezicht leek. Hij droeg een zwart pak met een rode sjaal. Zijn schoenen glimden zo dat ik zeker wist dat hij ze elke dag poetste. Ik vond hem eng.

'Is het niet grappig dat we elkaar hier tegenkomen,' vroeg Dean. 'Ik bedoel, jouw vader ligt hier en mijn moeder ligt daar.' Hij gebaarde met zijn hand naar links. 'We lijken zo op elkaar.' Hij had nu een hele grote glimlach op zijn gezicht.

'We lijken niet op elkaar,' zei ik zacht. Mijn stem klonk gebroken. Hij paste helemaal niet bij de woorden die ik net had uitgesproken.

'Je bent je tong dus niet verloren,' constateerde hij.

Ik negeerde hem en stond op zodat ik hem recht aan kon kijken. 'Wat doe je hier?'

'Hetzelfde als jij. Ik ga op bezoek bij mijn dode familie.'

Zoiets geloofde ik heus niet.

'Waar is dat vriendje van je eigenlijk,' vroeg Dean. Hij stond heel ontspannen met zijn handen in zijn broekzakken. Voor buitenstaanders zagen we er vast uit als twee oude bekenden, maar zo was het helemaal niet. Ik had zin om hem te slaan, om naar het te schreeuwen. Maar dat deed ik niet. Ik was alleen. Ik zou nooit tegen hem op kunnen.

'Luke is hier,' zei ik.

Dean keek heel onschuldig om zich heen. 'Waar dan? Ik zie hem niet.'

'Het sneeuwt,' zei ik. 'Hij staat daar verderop.' Ik gebaarde vaag naar de uitgang. Dit gesprek moest echt stoppen. Ik had geen idee waarom Dean hier was. En wat hij moest. Wat ik wel wist was dat ik hier niet moest blijven staan. Ik moest dit zo snel mogelijk aan Luke vertellen. Nu bijvoorbeeld.

'Eigenlijk moet ik weg,' zei ik. Ik vond mezelf nu echt een loser. Ik liep weg. Ik zou moeten vechten, maar mijn energie was op. Helemaal op. 'Luke wacht op me.'

Dean knikte. 'Helaas kan ik je nog niet laten gaan. Wij moeten nog iets bespreken.'

Ik schudde mijn hoofd. 'Nee, ik moet echt weg.'

Dean zuchtte. 'We weten allebei dat Luke hier niet is, dus stop met die spelletjes. Het duurt nog wel even voordat hij hier is.' Hij glimlachte kort. 'Laten we even naar de kerk lopen. Dan kunnen we rustig praten.' Hij draaide zich om en begon weg te lopen.

'Wacht,' riep ik paniekerig. 'Wat heeft u met hem gedaan?'

Dean draaide zich om. 'Nu nog niks, maar als je niet meekomt ligt hij straks naast je vader.'


Opgedragen aan @xYennahx, omdat ze met een geweldig idee kwam voor Jade. Echt bedankt daarvoor! :) 

Green Eyes (oude versie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu