Hoofdstuk 20

1.8K 118 2
                                    

Hoofdstuk 20

Ik zat hier nu al twee dagen. Twee dagen in deze stomme kamer. Twee dagen leken misschien niet lang, maar als je niks te doen had, duurden twee dagen een eeuwigheid.

Ethan had me helemaal beneden in het gebouw opgesloten. Ergens in een kelder. Ik zat in een kamer zonder ramen, met alleen een deur en twee oude banken met een salontafeltje. Ik had geen idee wat voor ruimte dit was en waar hij voor werd gebruikt.

Ik liep doelloos heen en weer en probeerde me te herinneren wanner ik voor het laatst gegeten had. Ik wist het niet meer. Ze gaven me niets te eten. Ze lieten nooit iets van zich horen. Ze zouden net zo goed allemaal dood kunnen zijn. Ik zou het toch niet weten.

Ik vroeg me af wat mijn ouders zouden denken. En Luke. Zou hij al naar me op zoek zijn? Vast wel. Kate zag de toekomst, ze had me vast zien verdwijnen. Ze waren nu vast naar me opzoek. Nou ja, dat hoopte ik. Ik hoopte dat ik zo snel mogelijk gered werd, want ik begon langzaam gek te worden.

Twee dagen zonder eten was kennelijk toch moeilijker dan ik had gedacht. Niet dat ik er nou zoveel van merkte. Eigenlijk merkte ik er vrij weinig van. Misschien kwam het doordat ik zo gestrest was. Of misschien was het weer zo'n halfmensen ding.

Ik ging zitten op de oude bank en staarde naar de muur voor me. Ik wilde dat Luke kwam. Ik wilde zijn sterke armen om me heen voelen. Ik wilde zijn warmte voelen. Ik voelde me zo eenzaam. Zo leeg zonder hem.

Ik zuchtte. Nu leek ik op zo'n stom meisje dat niet zonder haar vriendje kon en dat kon ik wel. Ik kon het alleen niet als ik werd ontvoerd door zijn vijanden en als ik wist dat ze mijn vrienden iets gingen aandoen. Nee, dan kon ik niet zonder hem.

Ik ging op de bank liggen en keek naar het plafond. Het was wit en hier en daar zaten wat vochtplekken. Ik viel bijna in slaap, ik sliep veel te weinig, maar toen schrok ik op van iemand die een sleutel in het slot van mij deur stak. Snel stond ik op. Misschien was het Luke! Ik voelde weer wat hoop die ik langzaam aan het kwijtraken was.

De deur vloog open en het was niet Luke. Het was Jack. Met Iris. Ik was een beetje teleurgesteld, maar blij om haar te zien. Jack duwde haar hardhandig naar binnen en gooide de deur toen weer met een klap dicht.

'Je hoeft niet zo onaardig te doen, hoor,' riep ze nog naar hem, maar hij was al weg.

Toen struikelde ik op haar af en sloeg mijn armen om haar heen. 'Oh Iris,' snikte ik. Om de een of andere reden was ik zo blij haar te zien. Ik was nu tenminste niet meer alleen.

'Alles goed met je,' vroeg Iris voorzichtig en sloeg ook haar armen om mij heen.

'Ja, ja, met mij wel. Maar met jullie?' Ik maakte me los uit onze omhelzing. 'Is alles wel goed met jullie?'

'Ja. Het gaat wel. Luke is alleen een heel klein beetje overstuur, maar verder is alles oké.'

Er welde tranen in mijn ogen op. 'Is alles goed met hem?'

'Tuurlijk. Hij overleeft het wel,' zei Iris bezorgd en ze trok me mee naar de bank. We gingen zitten en ik veegde mijn tranen weg.

'Het komt allemaal goed. Ze komen ons zo snel mogelijk halen,' probeerde ze me gerust te stellen.

'Ik had echt nooit moeten gaan. Dan was dit nooit gebeurt.'

'Nee, dat is niet waar, Suze. Dit was waarschijnlijk toch wel gebeurt. Dit was hun plan en het heeft gewerkt. Het had heus niet uitgemaakt als jij niet was gegaan. Zulke dingen doen we allemaal wel eens.'

Ik geloofde haar bijna, maar nog niet helemaal. 'Hoe gaan ze ons hieruit krijgen? En hoe kan het dat jij zo rustig bent? Je bent net ontvoerd, hoor!' Ik had hoofdpijn. Misschien was ik wel echt gek aan het worden.

'Susan, je moet echt even rustig doen,' zei Iris streng tegen me. 'We moeten vooral niet in paniek raken, oké? Daar hebben we helemaal niks aan. Ze zijn al onderweg. We zijn hier zo uit.' Ze zag aan me dat ik haar niet geloofde. 'Je moet me vertrouwen, Susan.'

Ik knikte zwakjes. 'Hoe kan het dat je die dingen allemaal zo zeker weet? Misschien hebben ze nog niet eens door dat je weg bent! Misschien zijn ze wel dood!'

Ja, nu was ik echt in paniek.

'Susan!' Iris greep mijn armen vast. 'Ik woon in een huis vol met halfmensen. Ik word 24 uur per dag in de gaten gehouden. Ze hebben het meteen door als ik weg ben.' Hoe kon ze nou zeker weten dat dat zo was? Ik keek in haar groene ogen. Het enige wat ik erin zag was vertrouwen.

'Ze weten toch niet waar we zijn? Dan kunnen ze ons ook niet redden,' zei ik.

Iris zuchtte. 'Weet je nog dat Luke en ik en tweeling zijn?' Ze wachtte even met praten. Ze gaf me tijd om na te denken.

Ergens ver weg wist ik dat nog. Luke en Iris waren een tweeling. Ik knikte ten teken dat ik het begreep.

'Nou, omdat we een tweeling zijn kunnen we telepathisch met elkaar praten. Dat wist je toch wel?' Ze keek me onderzoekend aan.

Mijn ogen werden groot. Ik had er helemaal niet meer aan gedacht!

Iris glimlachte toen ze zag dat ik het begreep. 'Ik heb hem meteen vertelt waar ze me heen brachten. En ook dat je nog leeft. Daar was hij volgens mij heel erg blij mee.'

Ik keek haar opgelucht aan. 'Dus alles komt goed?'

'Ja, duh! Natuurlijk komt alles goed. Wij winnen echt wel van Dean, hoor.' Ze glimlachte en ik ook.

Misschien kwam het toch wel goed. Misschien zouden we het allemaal overleven. Misschien, maar dat wisten we niet echt zeker.

Green Eyes (oude versie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu