Hoofdstuk 14

42 3 0
                                    

Ik voel iets aan mijn been. Mijn ogen schieten open en mijn blik springt naar de rand van mijn bed. Ik weet zeker dat ik iets zag bewegen. 'Meridyth?' Geen antwoord. Ik weet niet zeker of ik wel uit bed durf te stappen. Ik doe het toch. Ik schuif bijna geluidloos de deken van me af, wat me de rillingen bezorgt. Ik zet mijn voet een halve meter van mijn bed verwijderd op de grond en laat mijn andere voet vlug volgen. Ik loop, nee ren naar mijn lichtknop en zodra mijn kamer verlicht is, draai ik me in een slag om. Ik hurk een beetje en gluur onder mijn bed. Niks.

Meestal als ik net wakker ben, ben ik een beetje suf. Alles wat tegen me gezegd wordt, verdwijnt dan binnen een paar minuten, laten het seconden wezen, uit mijn hoofd. Ook ben ik onhandig en kan ik me op maar één handeling tegelijk focussen. Vanmorgen was dat anders. Omdat ik zo schrok, sprong mijn overlevingsinstinct aan. Ik was klaarwakker. Dat is één van de redenen waarom ik nu niet meer kan slapen. Het is 04:03u, dag nachtrust.

Ik durf mijn lichtknop niet nog eens in te drukken. Ik word al paranoia bij de gedachte dat ik in de allerdiepste duisternis weer terug naar mijn bed moet sprinten om me te verschuilen onder mijn dekbed, om ondertussen de vreselijkste scenario's door mijn hoofd te laten schieten. Ik besluit me te vermaken voor een uur, om mezelf een beetje moe te maken. Misschien kan ik dan nog slapen.

Het is bijna half zes in de ochtend en ik slaap nog steeds niet. Ik heb het geprobeerd. Ik heb op de één of andere manier mijn angst in een hoekje kunnen schuiven, een beetje moed kunnen verzamelen en het licht uitgedaan. Na een paar mislukte pogingen om in sluimerstand te komen hield ik mijn ogen maar gewoon open. Ik denk dat ik in de tussentijd wel duizend keer van positie veranderd ben.

De zon begint langzaam op te komen. Hij is nog niet zichtbaar, maar ik zie de lucht langzaam van pikzwart, naar indigo kleuren. Ik zit op mijn bureau. Hij grenst aan het raam en staat tegen de muur aan, waardoor er een perfecte mogelijkheid ontstaat een zitplaats te creëren. Dat heb ik dan ook gedaan. Na mijn tevergeefse pogingen om in slaap te vallen heb ik lichtelijk geïrriteerd m'n kussens gepakt en ze op mijn bureau neergelegd. Mijn deken heb ik als een soort cocon om me heen geslagen en ik staar uit het raam als een robot. Ik zie een kat voorbij schieten.

Ik word wakker. Ik schrik me meteen rot, want ik lig met mijn gezicht naar de grond gedraaid, nét over de rand van mijn bureau. Ik kan me niet herinneren hoe ik in deze positie beland ben, maar ik hang met de helft van mijn lijf over mijn bureau, mijn deken nog gedeeltelijk om me heen gewikkeld. Heel voorzichtig zet ik mijn handen plat op het blad van mijn bureau en druk mezelf omhoog. Als ik overeind zit, zet ik mezelf af aan de rand van het blad, en land ik op de grond. Ik lach mezelf uit. Ik moet in slaap gevallen zijn tijdens het staren. Hoe ik dat voor elkaar heb gekregen, weet ik niet.

Ik wrijf de sufheid uit mijn ogen. Dan komt het besef. Ik heb vandaag een date! Ik maak snel een soort planning in mijn hoofd van dingen die ik moet doen voor ik naar Thomas ga. Eten, haren wassen, benen scheren, omkleden, make-up doen, tas inpakken... Ik weet van mezelf dat ik hier tijd voor nodig heb dus spurt ik naar beneden. Ik zie dat er niemand thuis is. Ik heb het rijk alleen, dus geen afleiding. Lekker makkelijk.

StofWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu