Ik open mijn ogen langzaam. Ik heb gierende koppijn en er klinkt een piep in mijn rechteroor. Het lijkt alsof mijn ogen het beeld voor me niet scherp kunnen maken, alsof ik scheel kijk. Dan zie ik de gelaatstrekken van mijn vader langzaam verscherpen. Hij kijkt me extreem bezorgd aan. Ik lig op mijn bed, mijn vader zit op de rand. Er ligt iets op mijn voorhoofd. Ik strek mijn arm langzaam uit om te voelen wat het precies is. Als mijn vader ziet dat ik wakker ben, begint hij paniekerig vragen te stellen. 'Leah? Leah, gaat het wel? Wat is er gebeurd? Wat heb je gedaan?' Ik glimlach en op hetzelfde moment raak ik weer buiten bewustzijn.
Als ik voor de tweede keer wakker wordt, lig ik op de achterbank van de auto. Mijn vader zit aan het stuur, Meridyth op de bijrijdersstoel. Papa rijdt door een rood stoplicht. Ik probeer me voor de geest te halen wat er gebeurd moet zijn en waar we naartoe rijden. Het is stil in de auto. Ik heb het koud, er ligt een fleece-dekentje op mijn benen. Ik span het strakker over mezelf heen en haal mijn neus op. Meridyth draait zich om naar de achterbank dus ik knijp snel mijn ogen dicht. Ik doe alsof ik slaap. Als ik niet langer meer kan doen alsof, doe ik mijn ogen langzaam weer open. Meri en papa kijken op de weg.
Ik herinner me alles weer. Stof. Stof tegen mijn raam. De persoon op straat. Ik frons mijn wenkbrauwen en bijt op mijn onderlip. Ik snap het niet meer. Alle rare dingen die er gebeuren. Waarom ik? Heb ik iets gedaan dat dit alles veroorzaakt heeft. Al dit denken doet mijn hoofd niet goed. Ik voel een steek van hoofdpijn in mijn slaap. Ik ben gevallen en ik hyperventileerde. Dat is me nog nooit eerder overkomen.
De auto komt tot stilstand. Ik kom een beetje overeind en maak mijn nek een beetje los. Mijn vader en zusje maken hun gordels los en stappen de auto uit. Ik leg mijn hoofd weer neer. De deur die het dichtst bij mijn hoofd zit, wordt opengetrokken. Papa zegt mijn naam. 'Leah.' Ik zucht. 'Ben je wakker?' Ik kom weer overeind en knik. Papa helpt me uit de auto en slaat het dekentje dat over me heen lag om mijn schouders. 'Gaat het met je?' vraagt papa bezorgd. Ik haal mijn schouders op en knars met mijn tanden. Meridyth gooit het portier van de auto dicht en papa doet de auto op slot. We lopen met zijn drieën richting een groot gebouw. De grote letters boven de draaideur worden verlicht. "Amphia Ziekenhuis". Ik kijk papa vragend aan. 'Ik wil je even laten controleren. Ik ben me rot geschrokken. Het leek wel alsof je een aanval had of zoiets.' Ik schud mijn hoofd. Een aanval? Ik snap niet waar papa het over heeft. Meridyth kijkt met grote ogen naar de lijnen tussen de stoeptegels die ons steeds verder naar de ingang van het ziekenhuis brengen.
We staan bij de balie. Mijn vader legt iets uit aan de ietwat dikke medewerkster, die zich achter de balie op een hemelsblauwe bureaustoel bevindt. Ze knikt een paar keer en maakt wat aanwijzende bewegingen naar een paar bordjes op de muur in de gang aan onze linkerzijde.
Het volgende moment zit ik op de rand van een bed in een onderzoekskamer. Een dokter stelt me een aantal vragen. Wat ik me nog kan herinneren van wat er daarstraks gebeurd is. Of ik ergens pijn heb. Hij vraagt aan mijn vader wat hij van het "voorval" meegekregen heeft. Ik kan mijn ogen amper open houden, laat staan mijn focus houden op het gesprek tussen mijn vader en de arts, Ik ben moe, ik wil slapen, maar aan de andere kant wil ik gewoon antwoorden. Op mijn vragen en de mysterieuze gebeurtenissen van de afgelopen weken. Ik ben het zat. Ik ben het zat om bang te zijn, overal waar ik ben. Dit is geen onschuldige nieuwsgierigheid meer, ik wordt getreiterd. De gedachte dat iemand een stomme grap met mij en Thomas uithaalt, verdwijnt in een klap uit mijn hoofd. Er is iets serieus aan de hand. Iets, waarvan ik moet weten wat het is en hoe ik het kan stoppen. Zodra mijn hoofdpijn weg is, bel ik Thomas en gaan we samen op zoek naar antwoorden.
De dokter zegt dat er niets aan de hand is. Ik ben gewoon gestruikeld en op de grond gevallen. Ik heb een lichte hersenschudding en moet veel rust hebben. Dat moet geen probleem zijn met zo'n tussenjaar. Mijn vader is een beetje gerustgesteld. Toch zie ik dat hem iets dwars zit. Het heeft vast iets te maken met de momenten dat ik buiten bewustzijn was. Toch stappen we weer in de auto en rijden we naar huis. Ik slaap die nacht bij mijn zusje in bed.
JE LEEST
Stof
HorrorIk ben Leah. Ik ben 16 jaar en heb mijn havodiploma net gehaald. Ik vind mezelf te jong om al te gaan doorstuderen, dus neem ik een tussenjaar. Een jaar werken en dan voor een paar maanden op reis, om levenservaring op te doen. In Leah's tweede 'w...