De deuren van de ambulance sloten achter mij.
Ik bleef haar hand stevig vast houden en bleef het maar strelen.
Ik kon mezelf wel voor mijn hoofd slaan dat ik was blijven zitten in de auto.
Fay moest iets aangevoeld hebben anders had ze mij nooit op het hart gedrukt dat ze van mij hield en dat ik de enige was voor haar.
Had ik nou maar eerder ongeduldig geweest.
Had ik maar sneller die man uitgeschakeld.
Had ik maar sneller gerend.
Ik had zoveel kunnen doen om dit te voor komen.
Het enige wat ik goed gedaan had was Max bellen.
Een enorm schuld gevoel kroop over mij heen.
Dat schuld gevoel zal nooit meer weg gaan.
De ambulancebroeder was druk bezig met Fay.
Ze verloor heel veel bloed, de broeder kon er bijna niet tegen op werken.
Toen de ambulance stil kwam te staan moest ik haar hand wel los laten.
De ambulancebroeders renden met haar door de gangen van het ziekenhuis.
Er stonden tien mensen te wachten voor klapdeuren.
De ambulancebroeders duwde de brancard door de klapdeuren heen, de tien mensen liepen er achter aan.
Ik wilde de klapdeuren door lopen maar een oudere zuster hield mij tegen.
‘Jou vrouw word naar de operatiekamer gebracht. Je mag daar niet komen. Ik breng je naar de wachtruimte' zei ze vriendelijk.
Ik kon me niet bewegen en bleef naar de deuren staren.
De vrouw pakte mijn gezicht beet en zorgde ervoor dat ik haar aan keek.
' Uw vrouw is in de handen van de beste doctoren en verpleegkundigen. Laat hun, hun werk doen'.
' Ze heeft mij nodig' fluisterde ik.
' Uw vrouw heeft u hard nodig als zij bij kennis is. Ik breng u naar de wachtkamer'.
De oude vrouw duwde mij zachtjes bij de deur weg als teken dat ik echt in beweging moest komen. Ze bracht mij naar een ruimte waar nog meer mensen zaten.
' Daar is de koffieautomaat. Op de eerste verdieping is een restaurant daar kunt u wat eten. Zodra er meer nieuws is kom ik u halen'.
Ik knikte en ging zitten in de eerste de beste stoel die ik tegen kwam.
Ik zette mijn ellenbogen op mijn knieën en mijn handen ondersteunden mijn hoofd.
Langzaam begonnen de tranen op te komen in mijn ogen.
Het idee dat ik misschien alleen verder moest gaan dat brak mij.
Ik wist dat het ooit wel zou gebeuren dat een van ons alleen over zou blijven maar dat zou pas zijn als we oud zouden zijn.
Ik had gehoopt dat ik eerder zou gaan als zij want zij was sterker als ik.
Als ik zou gaan wist ik dat het met maar goed zou komen.
Toen ik een warme hand op mijn schouder voelde wist ik dat het mijn schoonvader was.
' Waar is ze nu?' vroeg hij toen hij naast mij kwam zitten.
' Ze word geopereerd'.
' Het spijt me' zei hij.
' Voor wat?' vroeg ik verbaasd.