Hoofdstuk 2

269 5 0
                                    

Ik deed mijn ogen dicht en liet alle geluiden op mij inwerken. Ik hoorde de vroege vogels hun mooiste liederen zingen. Ik hoorde het geklapwiek van vogels die op vlogen. Ik hoorde geritsel aan het einde van de tuin. Onze tuin was groot, maar te overzien. Het had een stukje bos. Nou je kon het niet echt een stuk bos noemen. Het waren een aantal bomen, waar ik vroeger altijd in klom, een wat grote bosjes er om heen. In de bomen stond mijn boomhut. De boomhut had ik samen met mijn vader gebouwd en was een heel stabiel en goed huisje.

Het geluid werd wat harder, eerst dacht ik dat het de wind was die door de struiken ging. Ik opende mijn ogen. Er stond iets in de schaduw van het bosgedeelte. Ik ging recht op zitten en concentreerde me er op. Toen hoorde ik ineens "Wil je me niet zo aanstaren?". Ik schrok. Het iets zag het en weer galmde er iets door mijn hoofd : "sorry ik wou je niet laten schrikken." Ik stond op. Veel te nieuwsgierig naar wat er nou stond en hoe het kon dat ik die zinnen, woorden hoorde. Het iets stapte iets naar achter. "Het is onbeleefd om geen antwoord te geven ,voor al als je mij wel kan zien en horen" galmde het door mijn hoofd. Ik vroeg me af hoe ik hem kon beantwoorden. Ik wist het niet en nam maar aan dat het me wel zou horen als ik gewoon zou praten. "s-sorry maar wie laat het galmen door mijn hoofd. B-ben jij dat daar in de struiken?" zei ik weifelend en zachter dan ik had verwacht. Ik had in eens door dat ik mijn adem in hield, dus ik liet de lucht ontsnappen en ademde een keer goed in. Het iets zette een stap naar voren. Ik zette twee stappen naar voren. Ik zag het iets aarzelen, maar het bleef staan. Dus ik liep rustig en vooral zachtjes richting de struiken. "Niet zo dichtbij alsjeblieft!!" kreeg ik door.

Ik stopte op ongeveer drie meter afstand. Ik zag de glinstering van het vocht op de zwarte neus. Ook zag ik de licht grijze en wat zwarter haartjes. "Ik zeg het inderdaad in jouw gedachten, al is dat bij jou nog niet zo heel makkelijk. Als je je af vraagt waarom ik hier ben. Dat komt omdat jij mij geroepen hebt. Ik weet niet of jij het door hebt gehad ,maar je had mij geroepen." Ik dacht na over die woorden. Ik had hem niet geroepen. Ik wou een stap in zijn richting zetten maar hij was weg. Ik bleef daar staan met vragen.

Ik had opgemerkt dat hij zei: vooral als je mij kan zien en horen. Betekende dat ,dat er mensen waren die het iets niet zagen? Hoe heb ik het iets geroepen en wat was het iets nou? Of had ik me nou gewoon alles ingebeeld. Ik liep naar binnen om vast te beginnen met het ochtend eten. Ik maakt croissantjes klaar. Mijn ouders kwamen naar beneden van de geur.

Na een tijdje zaten we met zijn allen aan tafel. Mijn broertje zat tegenover mij. Mijn vader en Moeder zaten naast elkaar. Ik had de croissantjes net op tafel gelegd en iedereen viel er op aan. ook ik pakte snel een broodje en sneed het open, voor zo ver dat wil met een croissantje. Ik smeerde er boter op. Dit smolt op het brood en ik nam er een hap van. Het smaakte heerlijk. Het was niet heel heet meer en daardoor had ik snel mijn broodje op. Ik schonk melk in een kop en dronk het in een teug leeg. Ik stond op en legde mijn bord en kop in de gootsteen.

Het was een rustige zondag. Ik hoefde geen huiswerk te maken voor die maandag, ik liep aardig voor op de rest van de klas. Ik besloot te gaan hardlopen in het bos. Iets wat ik elke zondag en woensdag probeerde te doen. Ik kleedde me om. Ik liep naar beneden om mijn schoenen aan te doen. Ik vertelde aan mijn ouders dat ik even ging joggen. Ze vonden het goed van me dat ik het al zo lang had vol gehouden en wenstte me succes. Ik jogde het huis uit en maakte de port open.

Even later rende ik in het bos. Ik liet rustig wat vragen door mijn hoofd gaan waar ik antwoord op probeerde geven. Op veel kon ik geen antwoord geven. Dit irriteerde me ik wou antwoorden. De antwoorden bleven uit.

Na een tijdje joggen dacht ik aan het iets van vanmorgen. Zou het een naam hebben vroeg ik me af. Ook hierop kon ik geen antwoord geven. Ik had al minstens de helft van de route gerend toen ik dacht dat ik iets hoorde. Denkend aan vanmorgen ging ik langzamer lopen en spitste mijn oren.

Het Schaduw ietsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu