hoofdstuk 12

188 5 0
                                    

Mijn ogen waren zwaar en eigenlijk wou ik mijn ogen dicht laten, maar ik voelde me raar. Ik deed mijn ogen maar open. Het was donkerder geworden. Het was zeker een uur later, rond elf uur. Ik wou op staan, maar dat ging moeilijker dan verwacht. 

Op eens herinnerde ik me weer waarom ik zo scherp kon zien ter wijl stik donker hoorde te zijn. Nachtvisie. Had ik het weer niet goed gedaan?

Ik probeerde voor de laatste keer op te staan. Eindelijk stond ik wankel op handen en voeten. Ik keek naar alles om mij heen en schudde even mijn hoofd. Ik wankelde en viel bijna weer om. Ik kon nog mijn evenwicht herstellen, net op tijd, maar toch makkelijker dan verwacht.

Eon! dacht ik. Ik wou naar Eon. Ik wou recht op gaan staan, wat blijkbaar gewoon onmogelijk was geworden. Ik wou gaan kruipen, alleen het voelde niet als kruipen en ik was zeker niet op de hoogte van kruipen. Ik haalde mijn schouders op in mijn gedachten en bewoog me naar de badkamer. Even kijken hoe mijn ogen er nu uit zagen. Ik was best wel benieuwd. 

Ik staarde verschrikt naar mijn spiegelbeeld. Ik draaide mijn hoofd en bekeek me zelf goed. Mijn blauw-groene ogen staarde naar mij en volgde de bewegingen. 

Ik liep zachtjes naar beneden, wat verbazend goed lukte. De achterdeur stond open en ik kon ongezien naar buiten glippen. 

Nu stond ik buiten en wou ik eigenlijk niets liever dan naar Eon toe. Alleen hij had een vriendin en zijn vriendin zou niet blij zijn als ik daar heen kwam, al zouden ze misschien niet door hebben dat ik het was. 

Ik begon te rennen. Ik sprong over stokken en omgevallen bomen. Ik keek gefascineerd als een vogel of een konijn doodsbang voor mij weg schoot. Ik bleef rennen, met de pijn dat ik altijd de vriendin zou zijn die niet zo heel stil hoopte dat het uit ging.

Ik hield van hem. Ook al had ik dat liever niet. Ik had niets liever dan dat hij nu bij mij zou zijn en met mij mee rende. Dat we samen gelukkig konden zijn. 

Hij had al een vriendin waar hij gelukkig mee was en hij zou waarschijnlijk nooit zo gelukkig met mij zijn. Ik moest het accepteren. Hij zou nooit het zelfde voor mij voelen als ik voor hem. 

Ik zette hem uit mijn hoofd, wat eindelijk lukte en keek gefascineerd om me heen. 

Ik kwispelde even met mijn staart, wat een geweldig gevoel was dat zeg. Ik stopte even met rennen,   om mijn neus in de grond te steken en een geur op te pikken. Ondertussen hing mijn tong uit mijn bek, hijgend. 

In mijn ooghoeken zag ik mijn staart heen en weer gaan, ik besloot voor de gein achter aan te gaan al weer de geur vergetend. Eindelijk wist ik waarom het zo leuk was om achter je eigen staart aan te gaan. Uiteindelijk viel ik duizelig op de grond en likte het puntje van mijn staart. 

Ik stond op en rook de geur weer. Na een uitgelaten blaf, waar ik zelf een beetje raar van op keek, rende ik achter de geur aan. 

Soms stopte ik om na te gaan of ik nog goed liep. De geur was apart en heerlijk. Het kwam me bekend voor, maar omdat ik nu scherper rook wist ik niet van wie die was. 

Na een eindeloze tocht door het bos werd de geur sterker. Ik ging lanzamer lopen. Op mijn hoede kroop ik verder, tot ik een puntje van een staart zag. 

Het was een klein puntje. Het ging heen en weer en de eigenaar van de staart leek te jagen op een vlieg of een lieverheersbeestje. Ik stapte behoedzaam uit de schaduw van de boom en zag het grote lichaam van de wolf. 

De wolf keek op van zijn spel, zijn ogen op mij gericht. Er ging een golf door mij heen.

Weer een nieuw hoofdstuk.

hope you like a like.

sorry als het een cliffhanger is. :) (A) 

Het Schaduw ietsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu