Pobre cariño

982 30 13
                                    

Cecilia p.o.v

Het was doodstil om me heen. Al onze ogen waren gericht op het levenloze lichaam van Rosé. Mijn hand zat nog steeds om mijn nek, en ik wreef erover heen zodat de irritatie wegging. Ik had vaak dode lichamen gezien, mensen die dichtbij me stonden dood zien gaan. Alleen ik heb het een lange tijd niet meer meegemaakt, dus ik schrok. Ik moest mijn tranen tegenhouden en kuchte licht, wat de aandacht van de zaal trok. Ik keek ze aan en ik zag een paar zachtjes huilen, waarschijnlijk vrienden van haar. Anderen leken in shock of angstig. Een bediende liep naar binnen naar haar lichaam toe en pakte haar met 1 hand op. 'Wacht!' Mijn stem klonk harder dan verwacht en de bediende keek me aan. 'Waar wordt ze n naar toe gebracht?' Stamelde ik. Hij keek me niet geïnteresseerd aan en liep weer richting de deur. 'Naar de stapel andere lichamen, ze wordt verbrand met de anderen in het bos.' Ik knikte licht en iemand stapte naar voren. 'Wacht! K kan ze niet begraven worden?' Ik keek naar het meisje dat naar voren stapte, ze was een jaar ouder dan Rosé, en ik herinnerde me dat ze altijd samen waren.

Ze veegde haar tranen weg en glimlachte licht. 'In mijn geloof i is verbranding niet zo goed dus kan ze alsjeblieft begraven worden?' De bediende stopte met lopen en keek haar geïrriteerd aan. 'Ik heb niet het zeggen over waar die lichamen gaan. Wees blij dat ze niet aan een speer hangt en voor het paleis gezet werd.' Ik keek de bediende verrast aan. 'Wacht, is dat ooit een keer gebeurd?' Hij knikte en zuchtte licht. Het was raar dat hij zo normaal kon praten met een lijk om zijn schouder. 'Ja, niet zo heel erg lang geleden. De koning besloot omdat hij in een slechte bui zat, het paleis te decoreren met een stuk of honderd lichamen. Het hadden er meer kunnen zijn als Sam niet op zijn knieën was gaan smeken. Hij had diezelfde blik als dat hij toen had, wees blij dat Sam jullie gered heeft. Er zou sowieso iemand dood zijn gegaan vandaag dus neem het niemand kwalijk.' Ik herkende nu pas de jongen die tegen me sprak. Kalas, het was een vriend van Sam en ik had hem eerder gezien. Hij had een lichtbruine huid, grote bruine ogen en bruin stekelhaar, dikke lippen. Hij was mager en net zo lang als een basketbal speler.

Hij had een kleine piercing in zijn neus die me niet eerder was opgevallen en een kleine op zijn wenkbrauw. 'Jij bent Kalas toch?' Hij knikte licht en keek me even in stilte aan. 'En ik heb jou de vorige keer gezien met Sam.' Ik knikte en hij zuchtte. 'Hou je afstand van hem. Door vrienden zoals jij komt hij alleen maar in meer problemen, en krijgt hij pijn.' Ik keek hem verward aan, waarom zou hij dat denken? Alleen ik dacht terug aan het feit dat ik Sam zijn geheim niet kon houden en vond dat hij gelijk had. Ik hield mijn mond dicht en hij verdween door de deur. De deur klikt zachtjes dicht en iemand stortte op de grond. Meer gehuil en gesnik ontstond, en de oudere uit de groep leken zich nog te proberen in te houden. Ik keek even richting Zephys en Phonora die elkaar vasthielden. Zelfs Elias leek een verdrietige blik op zijn gezicht te hebben. Ik schraapte mijn keel en keek iedereen aan. 'Laten we allemaal even gaan zitten en probeer te stoppen met huilen alsjeblieft. De vampieren haten het gehuil van mensen, ze houden er alleen van als ze je martelen.' Iedereen nam plaats en ik zuchtte licht.

'Dit is waarschijnlijk de eerste keer dat jullie dit zien, maar dit is jammer genoeg de zoveelste keer voor mij. Het neemt niet weg dat het elke keer vreselijk voelt en ik me verscheurd voel van binnen. Het blijft elke keer een shock...' Ik zag de huilende mensen hun tranen weg proberen te vegen en zich stil proberen te houden. 'Alleen hoe erg dit ook klinkt, zullen jullie eraan moeten wennen. Het zal vaker gebeuren, waar jullie ook terecht mogen komen. Jullie zullen mensen om je heen verliezen.' Het was stil en iedereen keek elkaar aan. Het was misschien niet helpend of troostend maar het was de waarheid. Wat meer kon ik ze vertellen dan de waarheid? Elias zijn grijze ogen keken me recht aan en hij leek iets te willen zeggen. 'Elias, is er iets dat je wilt zeggen?' Hij aarzelde maar sprak toch op. 'Ik eh... Ik mocht die kleine wel, ze begon aan me te groeien.' Zei hij op een rustige toon. Hij haakte zijn vingers in elkaar en zat in een kleermakers zitje. 'Ze was eerst heel erg verlegen maar daarna grappig en uitgesproken. Ze was ook nog heel erg jong... Misschien is het omdat ik tijd met jullie besteed heb en weet hoe jullie leven, of misschien is het omdat ik een abnormal ben geworden...' Hij zuchtte licht en zijn ogen vertoonden pijn.

PerfectsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu