H12: Een hartverscheurend ritueel

164 9 3
                                    

Hoofdstuk 12: Een hartverscheurend ritueel

P.o.v Misa

Het was al 9u toen ik wakker werd. Ik doe alles wat ik elke ochtend doe: wassen, eten, kleden en tanden poetsen. Een erg luxueuze boomhut kan je het wel noemen. Ik heb het gevoel dat er iets staat te gebeuren, of het goed of slecht is weet ik niet. Maar bij de weerwolven zal er een grote verandering gebeuren. De geur van bloed hangt nog steeds in de lucht, walgelijk gewoon. Wanneer ik over het verlaten slagveld wandel zie je nog heel duidelijk tapijten van bloed. Soepel ontwijk ik ze, geen bloed op men schoenen! Onlangs zijn de dagen waarop de game plaatsvind veranderd. Om de week is er alleen op vrijdag nog een, het is beter zo. Zo krijg ik minder hoofdpijn van de hulpeloze kreten van wezens waar alle hulp te laat komt. Het is zielig maar dat is de game nu eenmaal, na een tijd accepteer je het. Hier op een slagveld mag je niet stilstaan bij een dode, er is toch niets dat je voor hem/haar kunt doen. Via de bomen spring ik van de ene tak naar de andere om naar het gebied van de dunedians de komen.

"Goeiemorgen Misa! Kom je voor je nieuwe messen?" "Goeiemorgen, weet je waar ik Anghus kan vinden?" Vraag ik aan Aina. Al de namen van de dunedians zijn van Keltische afkomst. Angus betekende 'uitzonderlijk sterk' en Aina 'vreugde'. De namen worden gegeven nadat ze hun eerste zwaard gesmede hebben, ervoor houden ze de naam dat ze bij hun geboorte hebben gekregen. Onderweg naar Anghus begroet haast iedereen met een "goeiemorgen" "Hey, hoe gaat het." Soms vragen mensen waarom ik niet definitief bij hen kom wonen. Alsof ik ooit helemaal als hen zou kunnen zijn. Ik heb 1 keer geprobeerd een mes te smeden, laten we het erop houden dat er een paar dingen verbrand zijn. "Aaah, Misa. Hoe gaat het meid?" Ik zet mijn beste glimlach op "Goedemorgen Anghus. Met mij gaat het goed, met jou?" Het is niet dat ik hem niet mag, maar glimlachen is nog steeds erg moeilijk voor me. "Steeds beter en beter. Ik heb je messen voor je, ik vind dat ze heel goed gelukt zijn." Hij gaat even weg en komt terug met 4 messen. Ik nam de 2 Kris dolken in mijn handen. Ik doe er een paar basis-steekwapen-technieken mee en ondervind als snel, dat het geen normaal metaal is. "Welk metaal is dit? Het is veel lichter dan ijzer." Het gewichtsverschil is opmerkelijk. "Goed gezien, zie je die lijnen?" Ik knikte van 'ja' "Dat duid op Damascus." Damascus het woord komt me bekend voor. "Damascus, zijn er niet veel legendes over zwaarden van Damascus?" denk ik luidop na. "Helemaal gelijk, ze zeggen dat je ermee door vallend haartje kan snijden. Al denk ik dat je daarvoor zelf ook erg goed getraind moet zijn. Na nog wat training zal het jou zeker lukken Misa." Hij glimlacht naar me en geeft de 2 andere dolken. Het waren Hachiwara's en uit het zelfde materiaal gemaakt. "Kom je nog iets drinken?" met veel plezier ga ik in op zijn aanbod. "zwarte koffie zoals altijd?" vraagt hij zonder echt op een antwoord te wachten. Ik ga zitten in de veranda op een één-zit-stoel en kijk naar het landschap van bossen en bergen. Op Sommige bergtoppen kan je nog sneeuw zien, de hoge bergen. Voor ik verder in mijn eigen gedachten kan zinken komt Anghus met mijn koffie. We drinken ze op terwijl we praten over koetjes en kalfjes.

Nadat ik het Dorp verlaten heb, ben ik op weg naar de schaduwmarkt. De verborgen ingang, is aan de achterkant van een club, waar de schaduwwezens vaak komen. Vampiers vind je er vaak, ze drinken er van onwetende mensen. Daar is het legaal, omdat de eigenaar van de club een vampier zichzelf is, en er in het algemeen niet veel mensen vrijwillig ingaan. Sommige vampiers hebben speciale gaven, bijvoorbeeld het controleren van menselijke gedachten. Het is walgelijk, hoe vampiers zich zo verlagen. Als het gebeurt is er spijtig genoeg niets wat ik kan doen. Eén vampier is natuurlijk geen enkel probleem voor mij, zelfs twee is nog goed te doen maar als ze met 5 komen is het teveel. En hier zeker zo dicht bij de club is het een zelfmoordactie om een mens te redden. Eenmaal door de poort (dat bestaat uit een poort achter me die de plassen water op doet spatten.

P.o.v Kelly
Er is niemand op straat, zelfs geen auto's die te snel rijden. Ik kan schreeuwen om hulp maar dat zou toch niet helpen. Ik zie opnieuw een steegje, ik kies ervoor om erin te gaan. Tegen de muur geleund wacht ik tot de voetstappen dichter komen. Tot de schoenen de hoek om komen en ik behendig het mes naar zijn gezicht steek. Hij was niet raak, het zakmes werd ruw en vol geweld uit mijn hand getrokken en tegen de grond gesmeten. De man die niet veel ouder dan mij bleek te zijn houd me tegen de muur gepind. Zijn vampiertanden worden verlicht door de zwakke manen stralen. "Jij ziet er lekker uit babe." Hij prikt met een scherpe tot punt gevijlde nagel in mijn wang. Hij likt het druppeltje bloed van zijn nagel en kijkt me uitgehongerd aan. Ik stribbel tegen en hef mijn knie op naar zijn kruis. "Rot toch op bloedzuiger!" Roep ik terwijl ik dieper het steegje in loop op naar de schaduwen. "Godverdomme, jij gaat eraan slet!" Hoor ik hem roepen. Ik bots tegen iets aan en struikel naar achter, net op tijd mijn evenwicht terug gevonden. 'Shit als dit doodlopend is, dan vervloek ik de persoon die dat uitgevonden heeft!' Vloek ik in mijn gedachten. Een figuur verschijnt uit de schaduwen waar ik dus tegenop gebotst ben, geen muur. "Ze is van mij Kris, verdwijn!" Schreeuwt de naar mint ruikende Jace naar de jongen die dus Kris noemt. "Ik had haar eerst gevonden!" schreeuwt hij terug. "Wil je erom vechten dan?" kaatste Jace strijdlustig terug. Zonder nog iets te zeggen vlucht Kris weg, de natte nacht in. Als Kris verdwenen is ren ik dezelfde kant als hij op. Jace pakt me bij mijn pols beet nog voor ik het steegje uit ben. "Een dank je zou gepast zijn." Grijnst hij naar mij. "jah, dank je." Jace trekt aan mijn arm zodat ik nu voor hem sta. Nadat hij mijn gezicht gezien heeft kijkt hij me bezorgd aan. "Waarom huil je? Heeft die hufter je pijn gedaan?" Vraagt hij woedend en klaar om Kris in elkaar te slaan als het antwoord hem niet beviel. "Nee, nee het is niets." Snel wrijf ik met mijn handen in mijn ogen. Maar Jace pakt teder mijn handen en laat ze zakken. Vervolgens veegt hij met 1 duim een nieuwe traan weg die over mijn wang rolde. "Hoe sexy je er ook uitziet, die tranen moeten echt weg." Zegt hij terwijl een mondhoek lichtjes omhoog krult en zijn gezicht nog knapper maakt. "Het is echt niets.... echt niets." Fake ik een glimlach en probeer ik eerder mezelf te overtuigen dan hem. "Het komt gewoon van de schrik." "Je hoeft je niet sterk te houden tegen mij." Beroert hij mijn oor met zijn fluisterende woorden. Ik kijk naar de grond, wat moet ik daar nu mee. Niemand heeft dat ooit tegen me gezegd. Iedereen gelooft mijn gemaakte glimlachen, nooit hebben ze mijn woorden in twijfel gebracht. "Hoe gaat het echt met je?" Hoor ik nog steeds dicht tegen mijn oor. Vol verdriet sla ik mijn armen rond zijn middel en meng mijn zoute tranen met de zoete regendruppels op zijn shirt. Mijn oor zit nu ter hoogte van zijn borstkas waar ik zijn hartslag zou moeten horen, die was er niet. Hij slaat zijn armen rond mijn schouders en houd me bij elkaar. Als hij dat niet zou doen, zou ik voor zijn voeten helemaal in elkaar gezakt zijn. In een plas van mijn eigen verdriet en pijn. Troostend wrijft hij teder over mijn boven rug. "Kan je vertellen wat er is gebeurt?" vraagt hij met zijn gezicht tegen mijn haar, dat zijn woorden zachter maakt. Ik knik langzaam tegen zijn borstkas en begin mijn verhaal. "Ik was op weg naar mijn pleegouders, Toon was thuis maar hij herkende me helemaal niet. H...Hij... Hij stuurde me weg, zegende dat ik een vreemde was en als ik niet weg zou gaan zou hij de politie gebeld hebben. Ik ben snel weggerend naar de stad waar ik in een steegje tegen een muur gehurkt zat. I..Ik wilde m..me mezelf snijden met dat verdomde zakmes!" Ik voelde Jace zijn hoofd lichtjes draaien naar mijn polsen, om er zeker van te zijn dat er niets gebeurt is. "Nog voor dat ik het kon doen, kwam die Kris. Ik stak het zakmes in een paar keer in zijn been en rende dan hierheen." Ik neem een paar adem teugen om nieuwe tranen die zich los wilde maken tegen te houden. "En daarna heb je hem in zijn kruis geschopt." Maakt hij mijn verhaal voor me af, ik voelde een kleine glimlach tegen mijn hoofd. "Doet me eraan denken jou niet boos te maken." Fluistert hij zacht. Ik moest ervan glimlachen, een echte. Ik laat hem los en kijk op naar zijn gezicht, om mijn glimlach te laten zien. "Zie je! Ik wist het, je glimlach is nog mooier dan je tranen." Hij laat mij ietsje lossen, zijn handen liggen nu op mijn heupen. Ik sluit mijn ogen en laat mijn hoofd vastnemen door zijn handen, waarna ik een zachte vederlichte kus op mijn voorhoofd voel. Nog hou ik mijn ogen dicht, bang dat het maar een droom is en de realiteit me kwelt. "Het is geen droom." Hoor ik Jace zeggen alsof hij mijn gedachten kan lezen. Stil schud ik mijn hoofd, als ik die toelaat dan gebeurt er wat Kait zegt. Ik wil niet dat hij uit deze wereld verdwijnt en als ik hem dan niet meer kan zien. Is dat een opoffering die ik bereid ben te maken, hoe zeer ik het ook haat. Langzaam draai ik me om en bevrijd mezelf van een omhelzing die ik liever hou. Bijna het steegje uit staat Jace opeens voor me, en neemt hij me op. Tegen de muur gedrukt zit ik gevangen tussen hem en de muur. Verbaasd kijk ik hem in de ogen, wat een dom idee was. Hij streelt met zijn lippen over de mijne, heel teder en voorzichtig. Gevangen in een tweestrijd, mijn geweten dat zegt dat dit niet goed is maar wat ik nu wilde. Het enige dat ik nu nodig had was hem, ik wil mezelf verdrinken in hem want niets anders is nog belangrijk genoeg om aan te denken dan hij. "Als je niet wilt, kan je nog stop zeggen." Fluistert hij waarna hij mijn neus kust. "of nu." En hij kust mijn wang. "of nu." Eindelijk bereikte hij mijn lippen en beantwoorde ik hem gretig. De kus was niet langer voorzichtig. Hij zat vol troost en pijn maar hij was nog steeds teder. De regen valt nog steeds met pakken uit de lucht en een scherpe steen in de muur prikt mijn schouder. Dat doet er nu niet toe, ik gaf alles in die kus, het verschrikkelijke einde dat ik en Jace gedoemd waren te krijgen volgens Kait. De pijn dat Toon me liet voelen toen hij me wegstuurde. En al het andere wat verkeerd liep in mijn leven. Ik ben er ook zeker van dat Jace zelf, zijn eigen pijn in de kus legde. Mijn handen die ik tot nu toe tegen de muur heb aangedrukt breng ik naar de onderkant van zijn rug. Het T-shirt was kletsnat maar dat maakte mij niet uit. Met mijn handen ga ik onder zijn T-shirt en voel zijn koude huid, die reageerde op mijn aanraking. Ik stop de kus om adem te halen en zie ook hem hijgen. Hij buigt zijn hoofd naar me toe zodat onze neuzen elkaar raken. En zelfs dat zorgde al dat ik kippenvel krijg op mijn armen. Ik kus hem nu met meer voorzichtigheid, meer troostend dan vol pijn. Hij reageert op mijn vraag en kust me op dezelfde manier terug. Ik haal mijn handen van zijn rug af en woel door zijn kletsnatte haar. De regendruppels die van zijn haar afspringen lande op mijn gezicht. "Slik elkaar niet in hé!" hoor ik een geïrriteerde vrouwenstem zeggen die van dieper in het steegje leek te komen.

Nieuw beginWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu