Hoofdstuk 18

300 17 16
                                    

Met mijn hoofd in mijn handen verborgen zit ik naast Andreas in het busje. Ik denk steeds aan de man die in elkaar zakte. Ik voelde geen afschuw of wat dan ook. Ik ben bang dat ik langzaam in een moordmachine verander, net zoals Andreas.

'Je doet het steeds beter,' zegt Andreas toonloos.

Met opgetrokken wenkbrauwen kijk ik hem aan. Meent hij dat? Hij lijkt het echt oprecht te menen. Ik wend mijn blik af en kijk naar buiten.

-

Andreas neemt me mee naar een geluidsdichte ruimte. Ik kijk om me heen. Er zijn hier veel meer mogelijkheden om te oefenen dan bij Jayden.

Toch oefen ik liefer bij Jayden, schiet er door mijn hoofd heen.

Andreas drukt me een revolver in mijn hand. Ik loop naar een schietschijf en ga er voor staan.

'Klaar?' vraagt Andreas koeltjes.

Ik knik, en Andreas drukt op een knop. Ik hef de revolver op. Langzaam begint de schietschijf te bewegen, waar ik van in de war raak. Van schrik schiet ik ver naast een belangrijk orgaan van de pop. Andreas laat een spottend lachje horen, en ik kijk hem nijdig aan. Ik omklem de revolver wat steviger en schiet nog een keer. Als de schietschijf recht voor me staat is hij bijna doorboord door alle kogels.

'Niet slecht,' zegt Andreas. 'We stoppen voor vandaag, kom mee.'

Gehoorzaam loop ik de ruimte uit en ga ik weer naar mijn kamer.

-

Zachtjes wordt er op de deur van mijn kamer geklopt, en ik schiet overeind in mijn bed. De deur gaat open en er staat een onbekende man in de deuropening. Hij oogt zenuwachtig. Hij kijkt schichtig om zich heen en loopt dan naar me toe.

'Ik heb een brief,' zegt de man. 'Van Jayden.'

Als ik zijn naam hoor, gaat er een golf van opwinding en angst door me heen. De man gooit de brief op mijn bed. Meteen pak ik hem en scheur ik hem open.

Lieve Rosalie.
Je doet het goed bij Andreas, ik ben trots op je.
Ik moet je waarschuwen.
Andreas wilt je vermoorden. Niet nu, maar als de tijd rijp is. Nu heeft hij je te hard nodig. Als je niet nuttig meer voor hem bent, vermoord hij je. Wees voorbereid, Rosalie. Ik wil je niet kwijtraken.
Jayden.

Ik glimlach onwillekeurig als ik Jayden's woorden lees.
"Ik wil je niet kwijtraken."

Ik sluit mijn ogen en stel me voor dat Jayden voorover gebogen aan zijn tafel zit, zich concentrerend op de woorden die hij schrijft, en af toe een blik werpt naar buiten.

'Rosalie?'

Ik schrik op uit mijn gedachten. De man kijkt me, half geamuseerd, half serieus aan.

'We moeten gaan,' zegt hij.

Verward kijk ik hem aan.

'Waar heen?' vraag ik.

De man antwoordt niet, maar wenkt me en loopt weg. Ik sta op, vouw de brief zorgvuldig op en stop hem in mijn broekzak. We lopen naar buiten, waar Andreas al op ons staat te wachten, met een stuk of vijf mannen om hem heen die ik niet ken. Ze kijken me allemaal aan. De een nieuwsgierig, de ander boos, de ander kijkt me snel in mijn ogen, om daarna meteen weer weg te kijken.

'Kom,' zegt Andreas grimmig. 'We gaan. Rosalie, jij gaat naast mij zitten.'

Ik open het portier en ga op de passagiersstoel zitten. Andreas gaat naast me zitten en ik kijk hem aan. Jayden's woorden flitsen voor mijn ogen voorbij.

Andreas wilt je vermoorden.

Ik voel een golf van angst door me heen vloeien, die al snel vervangen wordt door moed. Als Andreas me wilt vermoorden, ben ik er klaar voor.

Vlucht vol vragenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu