Andreas gooit een flesje water naar me toe, en het valt voor mijn voeten neer. Ik gris het van de grond en draai het dopje eraf. Zonder erbij na te denken drink ik een paar grote slokken. Het water verfrist mijn keel, en ik drink nog een grote slok. Ik schenk wat water in mijn handen en gooi het in mijn gezicht. Ik maak mijn gezicht zo goed als het kan schoon.
'Dankjewel,' breng ik uit.
Andreas zegt niks maar duwt me in het busje. Hij loopt om het busje heen en stapt in. Met piepende banden rijdt hij weg. Met hoge snelheid raast hij over de weg, en ik voel mijn hoofd weer pijnlijk bonzen. Mijn gedachten gaan weer naar de man. De knal, de man die in elkaar zakt, de gillende mensen. Maar nog het ergst was die schreeuw. Er gaat een rilling door me heen. Die schreeuw uit onmacht, uit woede en verdriet. Die ik heb veroorzaakt. Er rolt een traan over mijn wang en mijn lichaam begint te schokken. Ik probeer het te stoppen, maar het wordt alleen maar erger.
'Rosalie, stop het,' zegt Andreas zonder van de weg af te kijken.
Ik schud mijn hoofd. Gierend haal ik adem.
'A-andreas,' haper ik. 'I-ik krijg geen a-adem meer.'
Mijn ademhaling gaat steeds sneller, en ik kan er niks aan doen.
'H-help,' breng ik uit.
Ik voel een zwaar voorwerp op mijn hoofd terecht komen, een flitsende pijn gaat door mijn hoofd en dan wordt alles zwart.
Ik word langzaam wakker doordat er regen tegen het dak van het busje roffelt. Ik open mijn ogen, en ik zie dat we aan de rand van een stad zijn. Ik kijk voorzichtig naast me, en zie dat Andreas slaapt. Langzaam valt mijn mond open. Zachtjes klik ik mijn riem los, en het geluid klinkt als een kanonschot in de vredige stilte. Ik kijk naast me, maar Andreas slaapt gewoon door. Ik open langzaam de deur en meteen hoor ik het razen van de stortende regen. Ik doe de deur snel dicht en werp weer een blik op Andreas. Hij draait zich langzaam om, en met ingehouden adem kijk ik toe. Hij slaapt rustig verder, en ik laat mijn ingehouden adem ontsnappen. Ik moet snel zijn, bedenk ik me. Ik haal diep adem. Ik open de deur en vlieg naar buiten. Net als ik de deur dicht wil doen word ik tegengehouden en kijk ik recht in het gezicht van Andreas.
'Waar ga jij heen, dame?' vraagt Andreas witheet van woede.
Ik gil het uit van schrik en zet het op een lopen. Ik hoor Andreas vloeken en hij gaat achter me aan. Ik ben nu al kletsnat, en door de dichte regen zie ik niet veel. Ik werp een blik over mijn schouder. Andreas is nergens te bekennen. Zenuwen gieren door mijn buik en ik versnel mijn tempo. Ik ren steeds harder, totdat ik ergens achter blijf haken met mijn voet en met een harde smak op de grond val. Alle lucht wordt uit mijn longen geperst, maar ik krabbel meteen overeind en ik ren verder. Ik werp nog een blik naar achter. Ik voel een naar gevoel in mijn buik opkomen. Dan wordt ik bij mijn enkels vastgepakt en ik val opnieuw met een harde smak op de grond. Ik gil het uit van schrik.
'Dacht je dat je van mij kon ontsnappen, trut?' sist Andreas buiten adem.
Hij trapt tegen mijn rug, en ik schreeuw het uit.
'Hier ga je voor boeten!' schreeuwt Andreas.
Hij trapt me nog een keer. Ik sla mijn handen voor me als bescherming. Ik voel nog een schop tegen mijn zij, en ik kreun het uit.
'Ik hoop dat je hier wat van hebt geleerd,' snuift Andreas.
Alles duizelt om me heen, en ik sluit mijn ogen.
'Rosalie!' snauwt Andreas.
Hij trekt me overeind en ik moet moeite doen om niet opnieuw op de grond te vallen. Ik open mijn ogen en knipper even om mijn beeld scherp te stellen.
'Meekomen,' gromt Andreas.
Hij trekt me overeind en sleurt me aan mijn arm mee. Ik probeer hem bij te houden, maar struikel een paar keer. Pijn gaat door me heen en verzwakt me. Ik wil alleen maar mijn ogen dicht doen en de pijn achter me laten. Plots laat Andreas me los, en ik zwaai duizelig heen en weer.
'Je kunt zelf ook wel lopen,' zegt Andreas grimmig, en hij loopt weer in een stevig tempo verder.
Struikelend loop ik achter hem aan. Het voelt alsof mijn eigen benen me niet kunnen dragen, en ik val meerdere keren bijna op de grond. We lopen een stad in, en de stadse geluiden dringen mijn oren binnen. Ik volg Andreas, en hij slaat een verlaten steegje in. Hij gaat tegenover me staan en plaatst zijn armen naast me, zodat ik geen kant op kan. Ik kijk hem een beetje angstig aan, bang voor wat er gaat komen.
'Luister,' zegt Andreas op gedempte toon.
Hij kijkt schichtig om zich heen, alsof hij bang is dat iemand hem betrapt. Hij schraapt zijn keel en begint weer zachtjes te praten.
'Zodadelijk komt hier een man, en daar hebben wij belangrijke informatie van nodig. Die geeft hij ons niet zomaar. Jij gaat hem verleiden. Hij loopt over exact 5 in deze winkelstraat. Hij draagt een hemelsblauw pak, dus je kunt hem niet missen. Je spreekt hem aan, en zegt dat hij met je mee moet komen naar dit steegje. Als hij protesteert verleidt je hem en dan zal hij met je mee gaan. Dan kom ik, en dan moet je op me wachten. Je weet wat er gebeurt als je probeert ontsnappen.'
Andreas duwt me het steegje uit en hij loopt weg. Verbluft blijf ik staan. Ik besluit dat ik maar beter kan doen wat Andreas zegt. Ik kijk om me heen. Tientallen mensen lopen langs me op. Een paar van hen werpen een blik op me, om daarna snel weer weg te kijken. Ik zal er wel vreselijk uitzien, denk ik. Momenteel doet het me niks. Ik kijk om me heen, en mijn ogen vallen op een man met een hemelsblauw pak. Dat is hem, bedenk ik me. Ik loop naar hem toe, en tik op zijn schouder. Hij draait zich geïrriteerd om, maar ik geef hem niet de kans om iets te zeggen.
'Hey,' zeg ik zacht. 'Wil je even met me mee komen?'
De man kijkt me even met gefronsde wenkbrauwen aan, kijkt om zich heen en haalt een pistool tevoorschijn. Ik haal geschrokken adem. Niemand schijnt te merken dat de man een pistool in zijn handen heeft.
'Luister,' zegt de man zacht. 'Ik weet niet wat je van plan bent, maar ik vertrouw je niet.'
Mijn hersenen draaien op volle toeren, en ik besef dat ik de man alleen nog maar kan verleiden. Tot mijn walging. Ik ga wat dichter bij de man staan.
'Rustig,' zeg ik zacht in zijn oor. 'Ik ben iets heel anders van plan.'
Ik leg mijn handen rond zijn heupen, en er verschijnt een grijns rond de lippen van de man.
'O,' zegt hij. 'Nou... In dat geval wil ik wel mee.'
Viezerik, denk ik walgend. Ik tover een glimlach op mijn gezicht en pak de hand van de man vast. Zacht trek ik hem naar het steegje. De man stopt zijn pistool weg. Andreas loopt de hoek om en kijkt me veelbetekend aan. Ik loop weg, onder protest van de man.
'Hé!' roept hij. 'We zouden toch...'
Andreas snoert de man zijn mond, en ik loop door. Ik ga op een bankje zitten, en een lange zucht verlaat mijn mond. Hoe lang zou ik hier nog mee door moeten gaan? Ik raak er nu al uitgeput van. Ik leef in angst. Angst om vermoord te worden. Nog een zucht verlaat mijn mond.
Ik kijk om me heen, en mijn adem stokt in mijn keel. Daar staat Jayden. Dit kan niet, bedenk ik me. Jayden is dood. Een zenuwachtig gevoel overspoelt me, en ik voel een grote aandrang om naar hem toe te rennen en hem in mijn armen te nemen. De zenuwen worden overgenomen door woede. Ik vertrouwde hem. Ik vertrouwde hem en hij werkte voor Andreas. Ik kijk Jayden na, hij lijkt mij niet op te merken. Versuft kijk ik hem na. Dit kan Jayden helemaal niet zijn. Jayden is zo goed als dood. De jongen verdwijnt en ik blijf onthutst zitten.
---------------------------------------
Hoii
Bedankt voor alle lieve comments, ik word er echt blij van:)
Denken jullie dat het Jayden was of gewoon iemand die op hem lijkt?
Vote/comment/follow?
X
JE LEEST
Vlucht vol vragen
ActionDe 17-jarige Rosalie leidt een normaal leven, totdat er op een doodnormale dag een man in haar huis binnenvalt en haar probeert te vermoorden. Rosalie is gedwongen om op de vlucht te slaan, maar ze zit vol vragen waar ze antwoord op wilt hebben. Ze...