Hoofdstuk 10. Ophelderingen.

147 6 0
                                    


De Dooddoeners waren in de Grote Hal. Ik durfde niet naar binnen te gaan, dus verstopte ik me achter de trap. Ik hoorde het gerinkel van gebroken glas en een maniakaal gelach. Er klonken voetstappen. Ik gluurde vanachter de trap en zag de Dooddoeners de Grote Hal uitkomen. Professor Sneep leidde ze naar de uitgang. Ik zag Draco niet, in plaats daarvan zag ik Harry die vanachter een muur vandaan kwam en achter de groep aanging. Ik wilde achter hem aangaan, omdat ik Draco niet had gezien en hij misschien al buiten was. Maar, toen ik vanachter de trap vandaan kwam zag ik Draco de Grote Hal uitkomen.

Ik richtte mijn toverstok op hem en riep: "Jij leugenaar! Ik dacht dat je niet zoals hen was, maar ik heb me behoorlijk in je vergist! Je bent verdomme hun huurmoordenaar!"

Malfidus staarde naar me, nog bleker dan anders. "Ik snap dat je boos op me bent, maar laat het me uitleggen," probeerde hij.

Ik wilde zijn stomme excuses niet, hij was van plan geweest iemand te vermoorden en dat idee maakte me misselijk.

"Je was van plan Perkamentus te vermoorden!" riep ik uit.

"Maar ik heb het niet gedaan," zei Draco en hij stapte dichter op me af.

"Impedimenta!" riep ik. Draco struikelde achteruit.

Hij zou mijn familie vermoorden met mij erbij als ik het niet zou doen," riep Draco, hij huilde nu.

"Je had toch een excuus kunnen bedenken, maar dat deed je niet. Weet je wat? Je bent een lafaard," zei ik.

"Ik dacht dat jij het zou begrijpen," zei Draco en hij keek me nu uitdagend aan.

"Waarom, omdat ik een Ravenklauw ben en daarom alles maar moet begrijpen?" schreeuwde ik verontwaardigd.

"Nee, niet omdat je een Ravenklauw bent. Ik heb jouw familie eens opgezocht," hoonde hij.

"Er valt niets te zeggen over mijn familie," zei ik bits. Ik bleef mijn toverstok op hem richten.

"Toen je me vertelde dat je een volbloed was, heb ik de Tacendi's eens opgezocht. En raad eens wat ik vond?" vroeg hij kalm maar dreigend. "Ik vond je vaders naam op een lijst met aanhangers van de Heer van het Duister."

"Dat was vele jaren geleden. Hij heeft die ideeën nu aan de kant gezet. En trouwens, hij was nooit een Dooddoener!"

"Jouw vader is misschien veranderd, maar de mijne niet," merkte Draco op. "Je hebt geen idee hoe hij is. Nu hij in Azkaban zit moet ik zijn vuile klusjes uitvoeren."

"En jij protesteerde niet," zei ik. Ik stond op het punt om een spreuk op hem af te vuren.

"De Heer van het Duister zou me vermoord hebben..." Hij keek me wanhopig aan.

Ik liet mijn toverstok zakken. De oprechte wanhoop in zijn ogen brak mijn hart. "Je had het me op zijn minst kunnen vertellen," zuchtte ik.

"Je zou me toch hebben willen stoppen. Ik wilde je niet in gevaar brengen."

Ik keek hem meelevend aan, ik begreep hem namelijk wel.

"Toen ik erachter kwam dat je een Dooddoener was, kwamen alle herinneringen aan mijn vader weer boven. Toen ik klein was, was hij inderdaad een aanhanger van jeweetwel. Ik werd opgevoed met die ideeën. Uiteindelijk kon mijn moeder mijn vader overtuigen die ideologie los te laten. En toch ben ik altijd nog bang dat er nog wat van die tijd in mij zit. In hoe ik denk. Toen ik het Duistere Teken op je pols zag, was ik bang dat jij die kant in mij weer naar boven zou brengen," vertelde ik.

Er verscheen een klein lachje op Draco's gezicht. "Ik wist wel dat je niet zo onschuldig was. Je zou een goede Zwadderaar zijn!"

We lachten. "Als mijn moeder niet had ingegrepen was ik waarschijnlijk ook een Zwadderaar geweest," gaf ik toe. Ik deed een stap in zijn richting.

"Stel je eens voor, Tacendi de Zwitserse Zwadderich prinses!" lachte Draco.

"Dat klinkt wel verleidelijk," lachte ik.

We keken elkaar aan, onze gezichten nat van het huilen maar onze ogen twinkelend van plezier. We omhelsden elkaar. "Kira, ik wou dat we-" hij werd onderbroken.

"Malfidus! Waar ben je?" hoorde ik Sneep roepen. Draco liet me los en zei: "Ik heb Dooddoeners de school binnengelaten. Dat is een misdrijf. Ik denk dat ik hier niet meer terug mag komen."

"maar Perkamentus kan toch-" ik maakte mijn zin niet af, omdat ik me realiseerde dat Perkamentus geen regelingen zou kunnen maken, omdat hij dood was.

"Ik moet nu gaan. Ik zal je schrijven," beloofde Draco me.

"Laat ze je niet veranderen in iets wat je niet bent," zei ik, een traan weer opwellend in mijn ooghoek.

Draco knikte en volgde Sneep het kasteel uit. Ik keek hem verdrietig na en hoopte dat, waar hij ook heen ging, hij veilig zou zijn.

Voor ik kon verwerken wat er net gebeurd was, vulden de gangen zich met docenten en leerlingen. Ze spraken allemaal over de recente gebeurtenissen, hoewel niemand van hen precies scheen te weten hoe het zat. Ik vond Emma en Loena in de menigte.

"Godzijdank ben je veilig!" zei Emma toen ze me zag. Ze knuffelde me en ik barstte weer in huilen uit.

Zonder dat iemand het doorhad, bewoog de hele groep langzaam naar de uitgang. De leraren wilden checken of de Dooddoeners weg waren, maar alle leerlingen liepen ook mee. Het duurde niet lang voordat Perkamentus' lichaam onderaan de Astronomietoren werd gevonden. Mensen dromden om hem heen en Professor Anderling stak uit respect voor het overleden schoolhoofd haar toverstok op. We volgden allemaal haar voorbeeld. Als Draco erbij was geweest, durfde ik erom te wedden dat hij hetzelfde had gedaan. Een beetje achteraan, zodat niemand hem zou zien.

***

Voordat Draco alles had uitgelegd, was ik bang dat Draco Perkamentus had willen doden om zichzelf te bewijzen. Om het vertrouwen van Voldemort te winnen. Dat ons contact allemaal een show was geweest en dat hij zo verdorven als zijn vader was. Maar door Perkamentus niet te vermoorden had hij bewezen dat hij niet zoals zijn vader wilde zijn. Als de anderen dat ook maar konden zien...

A Serpent's Heart (Nederlands)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu