Unknown

843 46 22
                                    

Het mistroostige weer blijft aanhouden. Ik richt me op, zodat ik Samuel kan aankijken die bij zijn schildersezel staat. Hij kijkt soms naar buiten, om zich daarna weer op zijn schilderij te richten. Het penseel in zijn hand draait rond. Hij stopt het uiteinde in zijn mond en zet hem tussen zijn tanden, terwijl hij naar buiten kijkt. Ik zie aan zijn ogen dat hij met zijn gedachten ergens anders is. Ik bekijk zijn slanke lichaam, wat bedekt wordt door zijn witte overall. Veel wit is er niet meer te zien door de verfspatten die zijn overall kleuren. Hij legt zijn spullen plots neer en kijkt me aan. 'Ik moet weg,' zegt hij.

'Wat ga je doen?' Mijn verbaasde blik ontlokt een lach bij hem.

Hij loopt naar me toe, terwijl hij zijn overall los ritst. De bovenkant van zijn overall hangt naar beneden, waardoor ik een goed zicht heb op zijn slanke borstkas. Bij iedere stap die hij zet, zie ik zijn spieren iets aanspannen. 'Ik ga informatie voor je navragen.'

Mijn mond valt lichtjes open. 'Ga je dat nu doen? Kan ik met je mee? Ik kan toch niet hier blijven terwijl jij informatie gaat navragen? Ik wil weten wat er aan de hand is.' Ik sta op en loop op hem af. Enkel zijn glimlach komt me tegemoet als ik blijf doorratelen. 'Waar gaan we heen? Wacht even, dan ga ik mijn jas pakken.' Ik wil langs hem heen lopen maar hij legt zijn hand op mijn schouder. Zacht schudt hij zijn hoofd.

'Nee, je kan niet mee. Het is te gevaarlijk voor je om mee te gaan. Ik wil dat je hier blijft.'

Beteuterd kijk ik hem aan. 'Maar ik kan toch gewoon meegaan, dan blijf ik wel in de auto ofzo. Ik geloof niet dat het voor jou wel veilig is om erheen te gaan. Samen kunnen we meer.'

Halsstarrig blijft hij zijn hoofd schudden. 'Het gaat niet gebeuren. Je gaat niet mee en daarmee is deze discussie voorbij. Je bent onbekend in deze wereld en ik wil niet dat je iets overkomt.' Zacht omsluit hij mijn wangen met zijn handen. 'Ik wil niet dat je iets overkomt. Vertrouw op me Belezza. Als ik thuis ben, vertel ik je alles.' Zijn lippen voelen zacht aan op mijn voorhoofd, waardoor ik mijn ogen sluit. Zijn vertrouwde geur snuif ik op. Zijn lippen verlaten mijn voorhoofd en ik kijk hem aan. De tranen glinsteren in mijn ogen en langzaam knik ik.

'Ik vertrouw je,' het komt als gefluister over mijn lippen.

Zelfverzekerd knikt hij me toe. 'Ik zie je zo.' Zijn lippen op de mijne zorgen voor een tinteling door mijn lichaam. Zo snel als deze gekomen is, zo snel is hij ook weer weg als zijn lippen de mijne verlaten. Teneergeslagen kijk ik hoe hij naar de slaapkamer loopt om zich om te kleden. Voordat ik kan knipperen met mijn ogen is hij alweer terug en loopt de deur uit. Ik draai me om en zie Smurf verwachtingsvol naar me kijken. Wederom werp ik een blik naar buiten. 'Het zal toch eens moeten, kom maar jongen. Dan gaan we lopen.' Als Smurf het woord lopen hoort springt hij gelijk op en rent al kwispelend naar me toe. Ik trek mijn jas en schoenen aan en doe zijn riem om. Gelukkig is de wind buiten niet meer zo hard als de afgelopen dag.

Als we eenmaal buiten zijn, trekt Smurf hard aan de riem als hij het strand ziet. 'Smurf, kom.' Ik geef een kort trekje aan de lijn en hij staat direct naast me. Ik ontkoppel de riem en hij vliegt ervandoor. Glimlachend loop ik achter hem aan. Mijn haren waaien woest alle kanten op door de wind die er doorheen giert. Ik steek mijn handen diep in mijn zakken. Ik vraag me af met wie Samuel een afspraak heeft. Waarom was hij er zo op gebrand dat ik niet mee ging? Als het daadwerkelijk zo gevaarlijk is, waarom gaat hij daar dan wel heen? Zou het echt zo gevaarlijk zijn dat ik daarom niet mee mag?

Ik adem diep in en houd mijn adem vast, als ik me realiseer dat hem wellicht iets wordt aangedaan door mij. Ik kijk terug naar het huis, in de hoop Samuel nog ergens te zien. Samuel is nergens te bekennen. Slikkend probeer ik mijn tranen te bedwingen maar het is zo overweldigend dat er meerdere mensen die me dierbaar zijn pijn worden gedaan, dat er een traan over mijn wang rolt.

Smurf rent naar me toe en blaft, voordat hij weer keihard wegrent. Normaal kan ik hierom lachen maar mijn hart krimpt ineen en ik besef me dat ik Samuel niet kan laten opdraaien voor hetgeen mij aangaat. 'Smurf!' Hij staat stil en kijkt achterom, naar mij. 'Kom.' Ik loop terug naar het huis en Smurf hoor ik, al blaffend, achter me aankomen. Hij springt tegen me op, alsof hij boos is dat we alweer terug gaan. Ik negeer hem en probeer zo snel mogelijk naar binnen te lopen. Als ik in het huis ben, loop ik direct naar mijn telefoon om Samuel te bellen. De beltoon lijkt eindeloos lang te duren en dan hoor ik zijn stem. 'Samuel! Doe dit niet. Ik wil niet dat je iets overkomt. Het maakt niet uit, we vinden wel een andere manier.' Mijn stem klinkt gejaagd en al snikkend luister ik naar wat hij zegt. 'Nee, ik wil dat je terug komt.' Hij snoert me gelijk de mond en al huilend luister ik naar zijn troostende woorden. 'Ja, maar,' stotter ik. Verder kom ik niet want wederom onderbreekt hij me. Ik laat me vallen op de bank en de tranen drogen langzaam op door zijn woorden. Al hikkend probeer ik nog iets te zeggen maar hij blijft door praten. Als hij klaar is hoor ik aan zijn afwachtende houding dat hij iets van mij verwacht. 'O-oké,' hik ik en dan laat ik mijn telefoon zakken omdat hij heeft opgehangen.

Ik rol me op als een bal op de bank en voel dat mijn telefoon met een klap op de grond valt. Smurf snuffelt aan mijn gezicht en geeft een lik. Het is net alsof hij precies aanvoelt hoe ik me voel maar ik kan me er niet toe aanzetten om hem te omhelzen. Loom loop ik naar het schilderij wat Samuel aan het maken is. Mijn ogen dwalen over het schilderij en ik kijk naar buiten. De gelijkenis is om perfect te noemen. De woeste zee, het zand wat over het strand waait, de pilaar, de prullenbak, de schittering van de zon die door de wolken probeert te pieken. Hij kan net zulke mooie schilderijen maken als zijn foto's. Ik ga wederom op de bank zitten en zet de televisie aan, in de hoop dat die me wat kan afleiden. Ik staar naar het scherm maar er dringt niets tot me door.

Smurf begint te piepen en het lijkt alsof ik uit mijn trance word gehaald. Ik kijk direct naar de deur en niet lang daarna hoor ik geklop. Wie zou er aan de deur zijn? Verward loop ik naar de deur, niet wetend of ik de deur wel open zal maken. Aangezien ik niets kan zien, besluit ik om te vragen wie er aan de deur is. 'Wie is daar?'

'Samuel?' Ik hoor een diepe, zware stem vragend naar Samuel vragen.

'Samuel is er niet. Kan ik je helpen?' Ik doe de deur niet open want ik weet nog steeds niet wie er aan de deur staat.

'Ik ben Reduan, Samuel zijn broer. Zou je even open kunnen doen, het is ijskoud hier.'

Hierdoor besef ik wederom dat ik niets weet van Samuel, niet van hem en niet van zijn familie. De deur kraakt als ik hem open doe en ik zie een lange, gespierde man staan. Ik moet mijn hoofd iets omhoog richten om hem aan te kunnen kijken. Verbaasd kijkt hij me aan en hij steekt zijn hand uit, die ik aanpak. Stevig schudt hij mijn hand. 'Aangenaam, ik ben Reduan.'

'Ik ben Teresa.' Langzaam laat ik zijn hand los en hij loopt naar binnen toe. Ik heb geen flauw idee wat hij wil en waarom hij hier is. Is het normaal dat hij hier komt? Had ik niet eerst Samuel moeten bellen voordat ik hem binnen had gelaten? Ontspannen aait hij Smurf over zijn hoofd, die blij is met de aandacht die hij krijgt. Hij ploft neer op de bank en maakt het zichzelf gemakkelijk.

Als zijn ogen de mijne bereiken glimlacht hij. 'Waar is Samuel?'

Ik heb geen flauw idee wat ik hierop moet reageren. Ik weet zelf nog niet eens waar hij is, laat staan dat ik kan vertellen waar hij is. 'Hij is weg, waar heen weet ik niet.'

Een zweem van herkenning strijkt door zijn ogen, voordat hij weer ontspant. 'Aha. Wat doe jij hier?' Ik sta met mijn mond vol tanden en ik weet niet zo goed hoe ik moet antwoorden op deze brutale vraag. 'Sorry dat ik zo abrupt kom binnenvallen. Komt het eigenlijk wel gelegen?' Zijn benen liggen op de bank en ik durf bijna niet te zeggen dat ik hem niet had verwacht. Zwijgend sla ik hem gade en ik weet echt niet wat ik moet zeggen. Hij zet zijn benen weer op de grond en staat op. 'Ik bel hem wel. Fijn kennis met je te maken Teresa en tot de volgende keer.' Hij opent de deur en voordat hij wegloopt, draait hij zich om en knipoogt. Ik blijf hem nakijken totdat hij niet meer te zien is. Dan doe ik de deur dicht en leun ik er tegen aan. Wat is dit voor vreemde man?

Forbidden Island (ON HOLD)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu