Hope

538 41 16
                                    

Aan de eettafel, die zich bevindt in een grote kantine, schrans ik het voedsel naar binnen. Als ik mezelf zou zien, zou ik me kapot schamen. Ik heb echter zo'n honger, dat het me op dit moment niet veel deert. Samuel werkt me op mijn zenuwen, door zijn continue heen en weer geloop. Ik leg mijn vork neer, harder dan normaal, maar Samuel reageert niet. Als ik merk dat hij hier niet op reageert, word ik geïrriteerd. 'Kan je hiermee ophouden?' Samuel lijkt me niet te horen en blijft heen en weer lopen. 'Samuel!' Ik schrik van het weergalmen van mijn harde stem. Samuel blijft ook stilstaan en kijkt me verward aan. 'Kan je daarmee ophouden, je werkt me op mijn zenuwen.' Hij humt en knikt, waarna hij op de stoel naast me plaatsneemt.

Ik pak mijn vork om verder te eten, als hij plots weer opstaat. 'Ik ben zo terug.' Hij loopt de deur door en verbouwereerd blijf ik alleen achter in de kantine. Ik krijg geen hap meer door mijn keel omdat hij weg is. De onrust in mij neemt toe. Ik schuif mijn bord met het voedsel erop van me af. Ik kijk de grote ruimte rond. De muren, die ooit wit waren, zijn verkleurd door het eten wat hier bereid wordt. De harde, zwarte stoelen zitten oncomfortabel. De lange creme kleurige tafels hebben ook hun beste tijd gehad. Het is sober. Als ik het eten voor me zie, haal ik mijn neus ervoor op. Hoe kan het dat ik dit heb aangeraakt? Snel sta ik op om enige misselijkheid, die op komt zetten, te onderdrukken.

Ik loop de deur uit en kijk van links naar rechts. Er is niemand te bekennen. Ik spits mijn oren, enkel verderop hoor ik gelach. Dan is het stil en hoor ik niets meer. Ik heb geen flauw idee welke kant ik op moet gaan maar ik moet iets proberen. Ik kan hier niet op Samuel blijven wachten. Misschien kan ik zelf Saliha vinden. Een glimlach breekt door op mijn lippen, bij het geniale plan. Alleen weet ik nog steeds niet welke kant ik op moet. Peinzend kijk ik van links naar rechts. Welke kant zal me naar Saliha leiden? Ik hoor iemand praten wat van de rechterkant komt. Ik heb geen keuze meer, ik moet linksaf. Ik kan wachten totdat deze persoon voorbij is, de kans dat hij me zal zien is groot en dat risico wil ik niet nemen. Ik hoor de stem steeds dichterbij komen en sluip de gang op naar links. Ik heb me erop verkeken hoe lang de gang is. Hij lijkt plotseling meterslang en ik huiver bij de gedachte dat iemand me zal vinden. Half sluipend, half rennend probeer ik de gang door te komen. Ik werp af en toe een blik achter mij, om te kijken of ik iemand zie. Dit is niet het geval. Voordat ik het goed en wel door heb ben ik alweer bij een splitsing. Ik duik snel naar rechts en sta uit te hijgen tegen de muur. Door mijn gejaagde ademhaling heb ik door hoe angstaanjagend dit is. Ik moet er niet teveel over nadenken, anders krijg ik een inzinking. Verstand op nul en gewoon doorgaan.

Ik draai mijn hoofd naar links en dan weer naar rechts. Niet teveel nadenken, dat heeft geen zin. Ik zet me af tegen de muur en loop rechtsaf. Ik kijk naar een dichte deur. Mijn klamme hand ligt op de deurklink. Zacht leg ik mijn oor tegen de deur, in de hoop iets op te vangen wat er binnen gebeurt. Ik hoor niets, dus besluit ik de deur voorzichtig open te maken. De deur klikt, maar gaat niet open. Ik trek en duw aan de deur, nog steeds is er geen enkele beweging in te krijgen. 'Hallo,' fluister ik tegen de deur aan. Mijn oor leg ik gelijk weer op de deur, ik hoor niets. Teleurgesteld loop ik verder de gang door, terwijl ik zo af en toe een blik naar achteren werp. Ik kom wederom bij een splitsing en sla direct rechtsaf. Door mijn onvoorzichtigheid hoor ik plots stemmen. Ik kijk achterom, daar zie ik niets. Het is een korte gang, dus zullen ze snel in het zicht komen. Ik loop terug naar waar ik vandaan kom en besluit dan toch gewoon rechtsaf te gaan. Snel loop ik de gang door, ik hoor de stemmen dichterbij komen. Angstig kijk ik naar de muur en tast deze af. In films zie je altijd dat er ergens een verborgen deur is maar in het echt is dat niet zo. Het zweet druppelt langs mijn hoofd naar beneden en ik laat me door mijn benen zakken. Het is over, ze zullen me vinden. Ik kan nooit Saliha vinden op deze manier. Dit is een onmogelijk doolhof, waaruit ik niet kan ontsnappen. Alles lijkt op elkaar en ik kan geen onderscheid maken. Dan zie ik twee paar voeten mijn kant opkomen en ik weet dat ik verdoemd ben. Ik verberg mijn handen in mijn haar, in de hoop dat ze me niet zullen opmerken. Ik weet dat het zinloos is, want ze zien me. Toch blijf ik hopen, al is het nergens op gebaseerd. Ik knijp mijn ogen stijf dicht.

'Hey, wat doe jij hier?' Een hoge mannenstem komt me tegemoet. Zijn hand voel ik op mijn schouder.

Ik sla die arm direct weg en sta gelijk op. Ik zie een vrouw met knal paars haar en een kleine, gedrongen man staan. 'Er lag iets op de grond.'

Ik zie een zweem van herkenning in de vrouw haar ogen. Ze knijpt haar ogen iets samen, alsof ze probeert te plaatsen wie ik ben. 'Je lijkt erg op Saliha.'

Ik slik om niet te huilen. 'Wie?' bibberend verlaat het mijn mond.

Ze kijken elkaar een seconde aan, voordat ik weer word aangekeken. De dikke, gedrongen man grijnst zijn smerige tanden bloot. 'Ik geloof niet dat ze weet wie Saliha, de verrader, is.' Hij kijkt me schuin aan. 'Toch hoor je niet bij ons, we zijn niet achterlijk. Wie ben je?'

Zou hij het menen? Ik twijfel aan iedereen tegenwoordig. 'I-i-i,' mijn gebazel wordt onderbroken door een harde gil. Het eerste waaraan ik denk is Saliha. De andere draaien zich pijlsnel om en rennen de kant op waar het gegil vandaan kwam. Peinzend sta ik nog stil. Moet ik erheen gaan of moet ik vluchten, nu het nog kan?

Forbidden Island (ON HOLD)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu