⭐ Silvado Hoofdstuk 12

181 12 1
                                    

'-Soms moeten dingen blijven zoals ze zijn. Het is dan beter als je het je herinnert zoals je het voor je had gezien , dan dat je het weg neemt van waar het vandaan komt.'
-----------------------------------------------------------
Bradd

De hele avond had ik Aphril niet gezien , totdat ik had besloten haar even op te zoeken in haar kamer. Duke had ik nog beneden zien komen in de woonkamer , met een bepaalde blik op zijn gezicht die ik tot nu toe nog niet had gezien. Het leek wel alsof hij met zijn gedachten er niet helemaal bij was. Zijn naam had ik nog geroepen om hem iets te vragen wat hij bij haar deed , maar hij antwoorden heel kortaf met dat hij alleen wilde weten of alles goed ging met Aphril. Iets wat hij normaal gesproken nooit deed , althans niet langs gaan om alleen te vragen hoe het ging. Meestal vroeg hij dat op momenten waarbij het hem zelf goed uitkwam. Hij was iemand die van dingen zegde op momenten waarbij je het niet verwachtte. 

Zodra ik op haar kamer deur geklopt had en vervolgens naar binnen getreden was zag ik dat ze snel iets weg stopte. Verbaasd  fronste ik met mij wenkbrauw , en vroeg mij af waarom ze zo vreemd deed. Ze antwoorden koeltjes dat ze niks had , maar dat geloofde ik natuurlijk niet. Ondanks mij gevoel iets anders vertelde besloot ik het er voor nu er zo bij te laten , maar een keer zou ik er op terug komen. Naast haar op het bed had ik plaats genomen , ongeacht ze het had goed gekeurd. Mijn vingers zochten die van haar op , maar zodra ik haar vingers probeerde beet te pakken trok ze haar hand weg. Er hing een ongemakkelijke sfeer , ineens wist ik het. Nou ja ik dacht het te weten. Ze was natuurlijk niet vergeten van wat er gisteren was gebeurd. Die avond was ik dom bezig geweest , ik herinnerde mij weer dat ik gedronken had misschien net iets teveel.  Daardoor was ik een beetje doorgeslagen in mij zin en wil. Die avond wilde ik het met haar doen , het voelen. Het beest diep in mij was doorgeslagen en was boven mij macht gestegen. 

' Aphril. Aphril luister, het spijt me..

" Spijt je van wat?! riep ze me op een verwijtende toon toe. Haar ogen fonkelde in het avondlicht , maar hadden een diepe koude uitstraling.  Haar ogen geleden weer naar het medaillon toe en streek met haar vingers langs het gouden werk.  Er slaakte een hoorbare doordringende zucht door de stille kamer en keek naar de wapperde gordijnen die door het kleine zuchtje wind in beweging werden gebracht.    Ze wist donders goed waar ik het over had , maar deed alsof ze het niet begreep. Natuurlijk vond ik het logies ze probeerde het onderwerp te vermijden , het niet onder ogen te zien en er op terug te komen. In haar situatie had ik misschien het zelfde gedaan , zou ik dat onderwerp ook willen vermijden. Zou ik ook een hekel aan mijzelf hebben , omdat ik haar vertrouwen een stukje heb weg gehaald. Haar heb laten tonen dat ik ook een andere kant heb wat je misschien wel eerder , het geen controle over je eigen lichaam kunt noemen. Het was dom. Opnieuw pakte ik haar vingers vast, maar dit maal had ze niet snel genoeg de kans om haar hand weg te trekken.
' Luister , wat ik heb gedaan die nacht was stom van me. Ik heb me gedragen als een idioot. ' riep ik met een neerbuigende blik naar de grond toe. Haat hoofd zag ik vanuit mij ooghoeken naar mij toe draaien waarbij ze mij met een onderzoekende blik aan staarde , en een diepe zucht slaakte.
' Zou je mij geloven als ik je iets zou vertellen wat eigenlijk in eerste instantie niet van zelf sprekend is ? Vroeg ze met een zachte stem. Haar vraag galmde door de stille kamer heen, door mijn hoofd waarbij haar stem nog seconden door mij hoofd danste.  Bedachtzaam keek ik haar aan in haar grijs blauwe ogen.
" Ligt eraan wat het is." Antwoorden ik haar kortaf terug.
Buiten hoorde ik paarden hoeven over het grindzand lopen , maar dat zou rond dit tijdstip niet moeten. Het was al laat in de avond en alle paarden die we hadden stonden op stal of in het weiland. Tenzij.. tenzij er een paar van de kudde waren terug gekeerd , ze de weg naar huis hadden gevonden of zich eindelijk weer is lieten zien. Zo snel als ik kon versnelde ik mij naar het raam toe en drukte mij handpalmen op het glas waarbij ik een snel een blik door het raam wierp. Het was al aan de donkere kant , dus een echte volledige beeld van het totaal plaatje kon ik niet zien. Op de achtergrond hoorde ik vaag Aphril mij naam roepen maar zodra ik geen direct antwoord terug gegeven had was ze naast mij komen staan en vroeg ondertussen waarna ik staarde terwijl ze ook door het raam heen glunderde. Er was een schrille hinnik te horen , waarna al snel een tweede en derde hinnik volgde. Ik trok Aphril mee aan haar arm de kamer uit , de trap af naar beneden. Ze wist wat ik ermee bedoelde en volgde me zonder enige tegenwerking. Zodra we beiden de voordeur hadden betreden en buiten waren hoorde we gehinnik wat steeds over en weer ging. Het moesten na mij gevoel wel acht of zeven paarden zijn misschien meer. Boven al het gehinnik van de paarden overwon een harde luide schrille hinnik. Aphril knipte haar zaklantaarn aan en scheen op het vlak waar zij het gehinnik vandaan dacht te horen komen. Ze had goed om haar gevoel het licht van de zaklantaarn gericht en zag voor ons een valk kleurige jonge hengst met achter zich een groep merries. Merries die ik uit duizenden kende en wist dat het onze merries waren. De valk kleurige hengst die de kudde merries beschermde kwam mij niet bekend voor en was mij al snel duidelijk dat hij de merries geprobeerd had voor zich te winnen en het hem gelukt moest zijn. Bij het loslaten van onze paarden was de hengst die wij hadden ook vrij gelaten. Het leek mij duidelijk dat hij samen met deze valkkleurige hengst gevochten moest hebben wie de merries mocht hebben. Hopelijk was onze hengst nog in leven en lag hij nu niet half stervend op de grond. Toen ze het licht op een paar merries scheen zag ik dat er twee veulens bij waren , allebei waren ze gevlekt. Ergens was ik stomverbaasd dat er in een korte tijd al weer twee veulens in ons midden waren , en buiten dat , dat onze merries het goed gekeurd hadden dat ze besprongen mochten worden. Aphril was als een afwezige van mij af gelopen naar de kudde toe om te kijken hoe het met ze ging. Zo snel als ik kon versnelde ik mij achter haar aan en pakte haar beet bij haar arm. Met bezorgde ogen keek ik haar aan.
' Wil je dood of zo. Die hengst kan je vermorzelen Aphril. Hij is wild , je weet niet wat hij gaat doen.' Riep ik op een harde toon tegen haar , terwijl ik het echter niet boos bedoelde. Ze leek mij woorden niet serieus te nemen en ging daarin tegen vastbesloten door met wat ze aan het doen was. Ze had mijn hand van haar afgehaald en had alleen maar de woorden uitgesproken :' Maak je geen zorgen , ik weet wat ik doe."  

SilvadoWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu