Finale 2. YellowKiki

14 0 0
                                    

"Esme! Opstaan, nu!" roept mijn moeder vanuit de eetzaal. Met moeite duw ik mezelf overeind in bed. Mijn bruin, krullend haar zit in één grote knoop. Hoogstwaarschijnlijk krijg ik die er nooit meer uit. Terwijl ik met mijn vingers mijn haar een beetje probeer te temmen loop ik de houten trap af. Ik weet perfect op welke plek hij kraakt of piept, en met behendige sprongen spring ik over ze heen. Met mijn schouder duw ik met gemak de deur naar de eetkamer open. De groene gordijnen zijn al opzij geschoven en maken plaats voor het mooie ochtendlicht dat erdoor binnen valt. "Morge." Zeg ik heel kortaf tegen mijn moeder en vader. "Esme! Je haar! Verschrikkelijk! Dat hoort niet zo voor een prinses!" Pfff, 'prinses', alsof ik daarvoor koos. Ik zou liefst wensen dat ik niet de dochter van de koning, maar de dochter van een jager was. Dat kon ik gaan jagen in het bos zonder te hoeven liegen tegen mijn ouders. Met een zucht neem ik plaats op mijn aangewezen stoel. Meteen neem ik een lekker stuk brood. "Esme, een prinses hoort..." maar ik hoor al wat ze van plan is te zeggen en zeg meteen: "...eerst de rest te vragen welk stuk brood ze willen." Ze werpt me een kwade blik toe, maar verder geeft ze me geen commentaar.Na het eten zeg ik nog snel aan mijn vader (hij is veel goedgeloviger dan mama, dus vertel ik mijn leugens aan hem) dat ik een wandelingetje ga maken in het bos. Maar ik weet wel beter: ik ga wel naar het bos, maar niet zonder mijn pijl, boog en paard. Met moeite krijg ik mijn zwart met wit gevlekt paard uit de stal. Het is een warme dag, en dan komt hij niet graag buiten, maar ik dwing hem met de belofte dat de bomen de zon en zijn warmte zullen buitensluiten. Ik ga zijdelings op Rufus, mijn paard, zijn rug zitten en laat me door hem meevoeren naar de bossen.

Zonder enige moeite vind Rufus de weg naar de holle boom waar mijn pijl en boog in liggen. Ik laat me zowat van zijn rug afvallen en loop in een vrij traag tempo tot aan de boom. Ooit was hij één van de mooiste bomen uit deze streek, maar door een hevige blikseminslag is hij haast gehalveerd en is hij helemaal hol vanbinnen.

Niet veel later zit ik weer op Rufus' rug en voel ik de warme zomerlucht in mijn gezicht blazen. Ik geeft een harde ruk aan mijn paard zijn haren om aan te tonen dat hij moet stoppen. Het hert dat een beetje verder rondscharrelt lijkt ons niet meteen op te merken, en ik heb net genoeg tijd om een pijl op mijn boog te leggen en de pees aan te spannen, maar net voor ik loslaat verstoor ik de stilte door op een dode tak te trappen. Het hert kijkt geschrokken op, en zowaar hij mijn gespannen boog zien vlucht hij verder het bos in, weg van mij. Gefrustreerd slaak ik een kreet en schiet de pijl af, maar hij raakt niet meer dan alleen de boom waar het dier net nog stond. Ik laat me neerzakken op een steen, vermoeid door het feit dat dit al het zoveelste dier is dat ik vandaag mis. Ik vind het echt oneerlijk dat meisjes zoals ik niet mogen boogschieten en mannen wel, het is zo oneerlijk. Ik wed erop dat ik bijna het beste schiet van heel het koninkrijk, op mijn vader na. Met de frustratie en woede die nog steeds door mijn lijf zindert loop ik terug richting het dorp. Maar ik blijf met een ruk staan wanneer ik gejuich en geklap uit het dorp hoor opstijgen. Met een bons botst Rufus tegen me op en ik rol op mijn zij de berg af. Uiteindelijk kom ik tot stilstand tegen een vat. Blijkbaar zijn er feestelijkheden aan de gang. En dat herinner ik me weer welke dag het vandaag is: boogschiettoernooi. Ik heb nog zo gesmeekt bij mijn moeder of ik mee mocht doen, maar ik ben een 'prinses' en prinsessen mogen niet deelnemen aan gevechtssporten. Nee, vrouwen moeten aan de haard zitten. Maar ik ben niet zo. Ineens schiet een geniaal plan me te binnen. Ik ren snel tot aan een klein kraampje dat stoffen verkoopt. Ik geef de verkoper een van mijn zelf geschoten konijnen en in ruil krijg ik een lang, zwart stuk stof. In sneltempo haal ik mijn pijl en boog van bij de holle boom.Wanneer ik terug aankom is het toernooi al bijna begonnen. Ik loop naar de ingang waar ik me kan inschrijven. Ik sla het wart stuk stof als een kapmantel over me heen en bedek er m'n gezicht mee. "Naam." Zegt de persoon die voor de inschrijvingen zorgt op een zagerige toon. Even denk ik na, ik kan moeilijk mijn echte naam zeggen, dan zou ik mezelf verraden, dus zeg ik maar: "Em" "Hmmm" hij kijkt me bedenkelijk aan, het is niet bepaald een naam die ze in de middeleeuwen veel gebruiken, maar uiteindelijk laat hij me toch door. Totaal niet zenuwachtig loop ik in de richting van de rozen. Ze staan niet al te ver, en zijn vrij groot, met andere woorden: zo simpel als wat. Na enkele namen roepen ze: "Em" even let ik niet op, maar dan herinner ik me eraan dat ik die naam heb opgegeven. Ik loop rustig naar voren en ga achter de lijn staan. Net voor ik mijn pijl pak gooi ik mijn kap af. Ik hoor hoe het publiek, en dan vooral mijn ouders, een geschrokken kreet slaan, maar veel tijd hebben ze niet. Ik neem meteen mijn pijl en schiet hem recht in de roos. Achter me hoor ik mijn moeder kwade woorden roepen die duidelijk op mijn gericht zijn. Maar ik negeer ze en schiet mijn tweede pijl af op de tweede roos. Uiteraard raakt deze perfect het midden. Ondertussen is mijn moeder al opgestaan en loopt woedend op me af. Maar dat houd me er niet van weer om mijn laatste pijl recht in de roos te mikken. Ik hoor de voetstappen van mijn moeder naderen en zonder nadenken neem ik een sprint. Ik baan me een weg door het publiek. Sommige mensen wijken uit andere proberen me tegen te houden. Na een tijdje lopen bereik ik Rufus en met 1 snelle sprong kom ik terecht op zijn rug en rijd ik het bos weer in. Ooit zal mijn moeder wel begrijpen dat niet alleen jongens geschikt zijn voor sporten als boogschieten, maar die tijd ligt voorlopig nog niet in het vooruitzicht...


schrijf wedstrijdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu