2.1. YellowKiki

130 3 7
                                    

Tranen druppen op de grond. Haar gesnik weergalmt door de nacht. Haar adem komt in rookwolkjes uit haar mond. Ik kijk haar dreigend aan. 'Nee...alsjeblieft...niet doen...' stottert ze snikkend. Met een gemene grijns op mijn mond hef ik het mes op. Het lemmet glinstert in het licht van de maan. Met een snelle uithaal steek ik recht in haar buik. Een kreet weergalmde tussen de bomen van het bos. MIJN bos. Ik draai het mes om en om in haar buik tot er een groot gat in zit. Haar t-shirt zit onder het bloed.

Ik zie hoe ze in elkaar zakt. In een triomfantelijke houding stap ik terug naar mijn oude herenhuis in het bos. Het huis lijkt verlaten, ookal woon ik hier al meer dan 50 jaar. Toen werd ik in dit bos vermoord door mijn vader. Hij schoot me neer en ik heb mezelf toen gezworen wraak te nemen. Ik open de krakende deur, hij is oud en valt bijna uit zijn scharnieren maar dat is net wat ik zo lekker eng vind aan dit huis: alles kraakt en piept. Mijn witte jurk die op dit moment onder het bloed zit schraapt over de grond. Ik hoor hoe er een auto stopt in het bos. Voorzichtig ga ik af op het geluid. Een oude man en, ik veronderstel, zijn zoon stappen uit. Ik voel de adrenaline nu al naar boven borrelen.

Ik wil een voet verzetten om dichter te komen, maar een takje onder mijn voet krakt en het geluid weergalmt veel te hard. Met een ruk draait de jonge man zich om en kijkt me aan. Ik waag het erop en neem een sprintje. Met een harde klap stort ik me op de jongen zodat hij omvalt. Kreunend ligt hij op de grond. Met lustige ogen staar ik hem aan. Ik zie aan zijn gezicht dat hij nog iets wilt zeggen, maar dat vermijd ik lekker. Met een harde ruk draai ik zijn nek om. De nek krakt heel hard en de jongen valt levenloos op de grond. De oudere man maakt al aanstalten om weg te lopen maar ik grijp hem bij zijn kraag en sleur hem mee naar mijn huis. Daar aangekomen haal ik een scherp keukenmes, een veil en een schaar uit de kast. Eerst neem ik de schaar. Ik breng hem rond zijn vinger. Ik knip en de vinger valt op de grond. Bloed spuit uit de wonde en de man gilt het uit. Ik grinnik en pak nu de veil. Met een raspend geluid begin ik zijn oor eraf te schrapen. Nu het mes, ik ga een meter verder staan en werp het in zijn voorhoofd. Een luide gil laat het huis daveren. En dan zakt ook de man ineen.

Opgelucht ga ik naar buiten. Naar mijn favorieten plekje in het bos: op de rots die uitkijkt op de sterrenhemel. Met een zucht ga ik zitten en kijk naar de sterren. Ik weet het: zo'n monster als ik, en dat kijkt dan naar de sterren. Ik kijk naar ze om te zien of ze me nog niet komen halen. Met 'ze' bedoel ik de andere geesten. Elke ziel wordt opgehaald door ze als die ziel dood is. Ben ik dan nog niet dood genoeg? Ik snap het echt niet. Plots verschijnt er een heldere ster, hij komt steeds dichter en dichter. Een man in een wit gewaad staat voor me. 'Luister Kate! We weten dat je je graag bij ons wilt voegen maar dat kan gewoon niet. Als je één nacht lang niemand pijn doet of vermoord zal je bij ons kunnen komen. Als je morgennacht toch iemand vermoord zul je nooit naar ons mogen komen. Ik wil nog iets vragen maar hij is al weg. Één nacht niemand vermoorden? Moeilijk kan het niet zijn!

De volgende avond ga ik gewoon zo diep mogelijk het bos in. Daar zal niemand me vinden, en zal ik ook niemand vermoorden! Ik staar voor me uit. Het is echt saai, zo niemand pijn doen. Een bekende stem roept door het bos. 'Kaaaate!' roept de stem van mijn vader. Dat kan niet! Ik vermoorde mijn vader al veel eerder! Hij kan hier niet zijn! Weeral weergalmt mijn naam door het bos. Is dit een proef? Om te zien of ik het kan weerstaan hem niet te vermoorden? Of is dit echt? Ach, in beide gevallen mag ik hem niet vermoorden. Ik schrik me rot als hij plots voor me staat. Mijn lichaam lijkt te veranderen als ik iemand in dit bos zie. Ik voel hoe mijn voeten zich los maken van de grond en hoe mijn lieve ogen gaan naar bloed doordrenkte ogen. Ik vlieg op hem af en pak een grote tak op. Met een harde slag sla ik een gat in zijn hoofd en valt hij neer op de grond. Oeps, dat mocht ik dus niet doen. De man van gisteren staat weer voor mijn neus. 'Het spijt me Kate, je zult hier moeten blijven, voor altijd.' Met die woorden verdwenen zowel mijn vader als de man in het witte gewaad. Kwaad stort ik me op de grond en begin luid te schreeuwen. Ik haal een scherp mes uit mijn riem en begin mezelf te steken. Harde pijnscheuten schieten door mijn lijf. Als een gek steek ik in mijn buik en snij die open, ook begin ik mijn vel af mijn armen te schrapen. Ik blijf maar door tieren en tieren tot plots alles zwart wordt voor mijn ogen. Ik heb mezelf vernietigd, en dat is dan ook het enige juiste dat ik ooit deed.

——————————————————————-

Wauw, dit is echt goed. Echt goed!

Ik geef je een 8,5

schrijf wedstrijdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu