- III -

1.8K 95 5
                                    

'U weet alles al van me Sire.'

'Dat betwijfel ik, lezen? Schrijven?'

'Kan ik beide niet Sire.'

'Zusjes?'

'Eén, Lileas. Ze is zes.'

'Broertjes?'

'Nee uwe majesteit.'

'Ouders?'

'Mijn vader leeft alleen nog. Mijn moeder stierf vier jaar geleden.'

'Waarom ben je hier?'

'Zoals ik zei Sire ik werd uitgeloot.'

'Je liegt tegen me Vanora.'

Ik sla mijn ogen neer. 'Ik... ik.... als ik hier ben krijgen zij geld voor het "verlies" en dat hebben ze nodig.'

'Je geeft veel om je familie.'

'Ja Sire, dat klopt.'

'Waarom? Je hebt niets aan familie.'

'Ik heb heel veel aan familie Sire. Familie beschermt elkaar en geeft om elkaar!'

Ik houd mijn adem in. 'Het spijt me Sire' zeg ik, 'ik bedoelde het niet om...'

Hij steekt zijn hand op. 'Ga slapen' zegt hij, 'ik zie je morgen weer.'

Ik sta op en maak een reverence. 'Tot morgen Sire' zeg ik.

Ik loop de kamer uit en sluit de deur achter me. Daarna loop ik naar onze kamers. Zei ik iets verkeerds? Waarschijnlijk wel want hij stuurde me weg.

Ik open de deur. 'Ah' zegt Tibby, 'ben je daar weer?'

Ik knik en ga op de bank zitten. 'Wat is er' vraagt ze.

'Niets.'

'Niets?'

'Nee.'

'Liefje ik weet wanneer mensen liegen tegen me en dat doe jij.'

'Hij... hij vroeg naar mijn familie en... ik... ik zei dat familie op je let en beschermt en toen... toen zei hij dat ik maar moest gaan slapen.'

'Familie is een gevoelig onderwerp liefje.'

'Maar hij vroeg er toch echt zelf naar!'

'Dat weet ik liefje, hij heeft er zelf ook spijt van dat hij zoiets heeft gezegd. Geloof mij maar.'

'Waarom haat hij familie zo? Ik weet dat hij geen goede band had met zijn vader en...'

Ze glimlacht, 'dat is nog zacht uitgedrukt lieve schat. Hij had überhaupt geen band met zijn vader. Zijn vader dronk ten eerste en ten tweede was hij gewelddadig. Zijn kamermeisjes en kindermeisje wilden niet dat hij dicht bij hem kwam. En de koning wilde zijn zoon ook niet zien. En toen overleed de koning aan te veel alcohol.'

Ik knik. 'Maar nu' zegt ze, 'gaan we slapen. Morgen moeten we vroeg opstaan en zijn kamers opruimen.'

Ik knik en sta op. 'Ik heb geen kleding' zeg ik.

'O ja' zegt ze, 'loop even mee.'

Ik loop met haar mee naar een andere kamer. Er is een soort heel grote inloopkast. 'Zoek maar wat uit' zegt ze, 'morgen pakken we wel wat meer kleding voor je.'

'Dank u' zeg ik.

'Dan zie ik je morgen vroeg. Welterusten.'

Ze loopt weg en gaat naar haar eigen kamer. Ik pak een dikke trui en een joggingbroek. Ik loop naar mijn eigen kamer en kleed me om. Ik ga daarna in bed liggen. Ik ben benieuwd of de koning morgen nog met me zou willen praten.

the boy with the maskWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu