- IV -

1.8K 105 19
                                    

Als ik de volgende ochtend wakker word is de zon nog niet eens op. Ik kijk op de klok. Bijna vijf uur. Ik sta op en kleed me om. Ik ga weer terug op mijn bed liggen. Als het zes uur is ga ik naar de woonkamer. Ik zet thee. Om half zeven komt Tibby binnen. 'Oh goedemorgen' zegt ze.

'Goedemorgen' zeg ik.

'Ben je al lang wakker?'

'Sinds vijf uur, ongeveer een normale tijd voor mij.'

'Je bent dus een vroege vogel. Dat is fijn, want wij moeten de koning wakker maken.'

Ze kijkt naar de klok. 'Nu om precies te zijn' zegt ze glimlachend.

Ik knik en loop achter haar aan naar de kamer van de koning. De koning ligt op zijn linkerzij waardoor ik het litteken niet kan zien. Tibby gebaart dat ik moet blijven waar ik ben. Ik blijf bij de deur staan. Tibby legt voorzichtig haar hand op zijn schouder, 'Sire, het is ochtend.'

Hij mompelt iets. Ze kijkt naar mij en loopt naar me toe. Ze fluistert: 'Hij wil dat we onze ogen sluiten.'

Ik knik en sluit mijn ogen. Ik hoor veel om me heen. 'Open jullie ogen' zegt hij opeens.

Ik open mijn ogen en hij staat een paar meter voor ons. Tibby opent de deur en laat de koning weglopen. 'Schoonmaken neem ik aan' zeg ik.

Ze knikt en we maken schoon. Hij heeft bijna geen troep gemaakt. Maar wanneer ik een deur van een kamer wil openmaken zegt ze: 'Die zit op slot. De koning wil niet dat we daar komen. Alleen als hij vind dat het daar stoffig is.'

Ik knik en maak verder schoon. Daarna gaan we weer naar onze eigen kamers. Ik pak wat nieuwe kleding voor mezelf. Tibby vertelt me dat we op zondag niets hoeven schoon te maken van hem. Op maandag moeten we dus iets meer opruimen. Maar het zal niet veel zijn volgens Tibby. Na het eten weet ik niet zeker of ik wel of niet naar zijn kamer moet. Dus gaat Tibby met me mee. Ze klopt aan. 'Binnen' bromt hij.

Ik loop naar binnen. Hij staat bij het raam. 'Zit' zegt hij.

Ik ga op de bank zitten en veeg mijn haren naar één kant. Hij komt naast me zitten en zegt: 'Kijk de andere kant op.'

Ik kijk weg van hem. Hij bijt me in mijn nek. Daarna zorgt hij dat ik hem weer aankijk. hij staat op en loopt naar het raam. 'Je kunt gaan' zegt hij.

Ik wil opstaan maar blijf waar ik ben. Hij kijkt om. 'Hoorde je me niet? Je kunt gaan.'

'Dat weet ik Sire' zeg ik, 'maar ik wil u iets zeggen.'

Hij draait zich om. 'Wat' vraagt hij.

'Het spijt me.'

Hij blijft me aankijken. Ik sta op en loop naar de deur. Die open ik. Opeens staat hij achter me en duwt de deur weer dicht. 'Wacht' zegt hij.

the boy with the maskWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu