- XIII -

1.7K 89 20
                                    

Wanneer ik de volgende ochtend wakker word ligt de koning nog steeds achter me. Ik zie op de klok dat het zes uur is. Ik gaap en rek me uit. Achter me hoor ik de koning diep adem halen. Ik draai me om naar hem. Hij opent zijn ijsblauwe ogen en kijkt me meteen aan. 'Goedemorgen Vanora' zegt hij.

'Goedemorgen Sire' zeg ik terwijl ik op mijn ellebogen steun.

Hij trekt mijn arm weg zodat ik weer terugval. 'Het is nog geen half zeven' zegt hij terwijl hij zich op zijn rug draait, 'we kunnen nog wel even blijven liggen.'

Ik draai me op mijn zij en kijk hem aan. 'Ik neem aan dat ik vanavond gewoon weer hierheen moet komen' zeg ik.

Hij knikt. 'En wat wilt u in dat halve uur gaan doen?'

'Ik weet niet.'

Hij kijkt naar mij. 'Wat ik gisteren deed, vond je dat echt fijn?'

Ik knik zacht. 'Eigenlijk wel' fluister ik.

Hij leunt over me heen. Hij geeft een kus op mijn sleutelbeen. Ik hol mijn rug een beetje en klauw met mijn handen weer in zijn haar. Hij pakt mijn handen en duwt die boven mijn hoofd. Daar klemt hij mijn handen bij elkaar met één hand. Ik kan niets meer tegen hem beginnen. Hij bijt zachtjes in mijn nek. Opeens word er geklopt.

Hij laat me los en springt op. 'Weg' sist hij.

Ik spring op en verstop me achter de deur. Hij doet het masker weer op en opent de deuren. 'Goedemorgen neef' hoor ik Kermichil zeggen, 'vraagje. Weet jij waar Vanora is? Volgens je andere bediende sliep ze bij jou.'

'Zoals je kan zien is ze hier niet. En ik had je toch gezegd dat je uit haar buurt moest blijven!'

'Mag ik even binnen kijken neef?'

'Nee, en nu ga je weer naar je eigen vertrekken, pak je je spullen en ga je weer naar huis.'

'Zoals je wil neef. Maar ik kom snel weer een keer terug.'

Ik hoor voetstappen en de koning sluit de deur weer. Hij kijkt mij aan. 'Sire' zeg ik, 'hij gaat zeker nu alsnog naar me opzoek?'

'Dat doet hij altijd. Kom, ik breng je terug voordat hij erachter komt.'

'Waarachter precies?'

'Misschien wilde ik iets verder gaan dan het kussen.'

Ik knik langzaam. 'Kom' zegt hij, 'ik breng je terug.'

Ik loop naar hem toe. Hij tilt me over zijn schouder en rent naar onze vertrekken. Maar als we daar binnenkomen staat Kermichil midden in de kamer. Meteen zet Macaulay me neer. 'Dus ze was wel bij je' zegt hij grijnzend.

'Kerr' zegt Macaulay geërgerd, 'laat haar met rust! Wat moet ik toegeven dat je haar met rust laat en weggaat.'

'Dat je haar heel erg leuk vind.'

'Je weet dat ik niet kan houden van iemand.'

'Dat zei ik ook niet, je moet alleen toegeven dat je haar heel erg leuk vind.'

'Goed, ja.'

'Ik wil het je horen zeggen neef.'

'Ik vind haar heel erg leuk.'

'Wie?'

'Ik vind Vanora heel erg leuk!'

'Dan zal ik nu weggaan.'

Kermichil loopt weg. Ik kijk hem verbaasd na. 'Gaat hij nu serieus weg' vraag ik.

'Weet ik niet zeker, ik ga achter hem aan.'

Hij rent weg. Ik loop naar mijn eigen kamer en kleed me om. Als ik de kamer weer uitloop word ik vanachter beetgepakt. Iemand duwt een hand op mijn mond en slaat een arm om me heen. 'Sssh' sist iemand in mijn oor, 'jij gaat met mij mee, Vanora.'

the boy with the maskWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu