Hoofdstuk 13

897 54 6
                                    

Ik kwam aan op het bureau waar ik in een kantoor een uur lang moest wachten. Uiteindelijk kwamen er twee rechercheurs aangelopen. "Goedemorgen ik ben rechercheur van Dijk en dit is mijn collega mevrouw de Bree" zei de lange man met een grijze jas en een bijpassende hoed op zijn hoofd.

Ze namen plaats tegenover mij. "Mag ik weten waarom ik hier zit?" vroeg ik. "Dat weet u vast wel. U bent beschuldigd op vermissing en wie weet ook moord op mevrouw Abir Soultane" zei meneertje van Dijk. "Werkelijk?" zei ik sarcastisch. "Mevrouw wij adviseren u om vriendelijk mee te werken" zei de vrouw op haar beurt. En niet eens op een vriendelijke toon. "Uw rechtzaak is volgende week woensdag" zei van Dijk. "Oh en met welke bewijzen dan?" vroeg ik. "U heeft het nooit goed kunnen vinden met mevrouw Soultane. Zij is tenslotte de vrouw die uw ex heeft afgepakt. Zaterdagavond zijn jullie samen naar buiten gegaan, u heeft haar een flinke stoot verkocht na een flinke ruzie en bent haastig uw spullen gaan halen en met een grote snelheid naar huis gereden. Wij hebben een grote plas bloed gevonden op de plek waar u haar heeft laten vallen. Dat kan onmogelijk uit een wondje komen" zei de vrouw.

"Klopt, maar toen ik weg ging lag er geen druppel bloed en was ze alles behalve dood" verdedigde ik mezelf. "Heeft u bewijzen?" zei de vrouw. "U wel dan?" vroeg ik. "Wij hebben bewijzen inderdaad. Getuigen" zei ze. "Hmm" mompelde ik. "Mevrouw, wij hebben op beelden staan dat u uw auto voor 20 minuten parkeerde aan de kant van het bos naast een tankstation bij een eenrichtingsweg" zei meneer van Dijk. "Klopt, ik dronk en at even wat terwijl ik ondertussen mijn social media checkte" zei ik. "Zomaar? Aan het rand van een bos? Midden in de nacht?" zei mevrouw. "Ja zomaar, midden in de nacht aan het rand van het bos" zei ik. En zo gingen ze door met het stellen van talloze vragen..

Ondertussen had meneer van Dijk alles genoteerd in zijn boekje en klapte deze dicht nadat hij klaar was met het noteren. "Mag ik nu gaan?" vroeg ik. De man knikte en liep naar buiten. Even later kwamen twee agenten binnen die mij handboeien omdeden. "Wacht ik mocht toch gaan?" vroeg ik verbaasd. "Je verblijft tot volgende week woensdag in een cel hier op het bureau. U heeft recht op een advocaat" zei de vrouw met een grijns. Het leek of ze ervan genoot om mij opgesloten te zien. Ik werd naar een cel gebracht en ging letterlijk achter slot en grendel. "Als u iets nodig heeft staat er om de hoek een cipier die u kan roepen" zei de agent en liep daarna weg.

Ik keek mijn cel rond en ging op het bed zitten. Hier zit ik dan. Waarschijnlijk krijg ik levenslang, of met wat geluk nog een paar jaar. "Psssttt knapperd, wat kan zo'n schoonheid als jou wel niet mis hebben gedaan?" "Laat haar, ze went wel en dan pas gaat ze contact met je zoeken" hoorde ik allemaal stemmen uit de andere cellen. Ik slaakte een diepe zucht en ging op het bed liggen. Waar ga ik mijn geduld vandaan halen?...

Who is Maisae?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu