Hoofdstuk 60

516 40 4
                                    

"Ik wil nog even iets zeggen" zei ik. Langzaam haalde ik mijn vinger van zijn mond af. Ik gebaarde dat hij stil moest zijn. Ik had een plan. "Mijn vliegtuig vertrekt morgenochtend om 6 uur naar Amsterdam. Mocht je me nog gedag willen zeggen, dan kan het vandaag en anders morgenochtend vroeg" zei ik luid en duidelijk. Hij kijk mij onbegrijpelijk aan. "Goed, ik snap het" zei hij hardop. Ik liep naar de deur, opende deze en sloot hem weer zodat het leek alsof ik de kamer had verlaten. Ik liep naar het bureau en schreef iets op een briefje. Ik gaf deze aan Raoul en verliet zachtjes de kamer.

(..)

De volgende ochtend was aangebroken. In een trainingspak en met mijn haren in een knot zat ik in de auto voor het vliegveld. Raoul zat naast mij. De spanning was om te snijden. Het was half 6 stipt. Ik was op mijn hoede. "Daar heb je ze!" riep ik. Een zwarte Audi parkeerde aan de overkant. Drie mannen stapten uit. Twee strak in pak, en één in gewone kleding. Ze gingen meteen naar binnen. Het was tijd. "Ik ga" zei ik. Ik maakte de deur open en wilde uitstappen. Raoul greep me bij mijn arm. "Durf je dit wel?" vroeg hij. Ik knikte, deed mijn zonnebril op en stapte uit. Ik pakte mijn koffer uit de kofferbak en liep het vliegveld in.

Ik zag een van de mannen bij het bord staan waar alle vluchten op stonden. Ik haalde diep adem. 'Kom op, je kunt het' sprak ik mezelf toe. Ik liep naar het bord toe en ging naast hem staan. Ik deed mijn zonnebril af en staarde naar het bord. Ik zag dat meneer mij aankeek waarop ik besloot hem ook aan te kijken. Ik glimlachte waarop hij een knik gaf. Ik ging op een bankje zitten en pakte er een tijdschrift bij. Ik zag dat de man naast wie ik net stond zijn maatjes had ingelicht. Ze keken alle drie tegelijk mijn kant op. Ik legde het tijdschrift aan de kant, pakte mijn koffer en haastte me naar de toiletten. Ik wist haast zeker dat ik werd gevolgd. Ik versnelde mijn stappen. Net voor ik de toiletten in dook werd ik vast gegrepen.

"Verroer je niet, maak geen geluid en loop rustig mee dame" zei de brede man die mij vastgreep. "Wie zijn jullie?" vroeg ik. "Daar komt u nog wel achter mevrouw el Gachaoui" zei de man in gewone kleding.

"LAAT LOS EN HANDEN OMHOOG!" schreeuwde de politie. We waren omsingeld. De mannen keken verbaasd en verward om zich heen. De man die mij net vasthield keek mij kwaad aan. "Jij..." hij deed zijn best zich in te houden. Met een brede grijns op mijn gezicht zwaaide ik met mijn handen.

*Flashback*

In het restaurant van Abrielle's vriendin wachtte ik op Raoul. Ik zag hem aan komen lopen. Toen hij me opmerkte, kwam hij aan mijn tafel zitten. Hij had mijn briefje gelezen. "Waarom moesten we hier afspreken?" vroeg hij. "Jouw kantoor hoeft niet de enige kamer in het huis te zijn waar een recorder is geplaatst. Hier kunnen we rustig praten" verklaarde ik. "Ik luister" zei hij. "We hebben overduidelijk een infiltrant die toegang heeft tot jouw kantoor. Deze persoon is ook degene die alles aftipte aan Anass" zei ik. Ik stopte en nam een slok van mijn water. "Ik heb ze er zojuist ingeluisd. Mijn vliegtuig vertrekt ook werkelijk morgenochtend. Hetgeen dat ze niet weten is dat ik niet in dat vliegtuig ga zitten" zei ik. "Laat me raden, en jij wil daar morgenochtend heen om alles met eigen ogen te zien" zei hij. Ik knipte in mijn vingers. "Exact" zei ik. Hij schudde lachend zijn hoofd. "Je begrijpt dat dit gevaarlijk is" zei hij. Ik haalde mijn schouders op. We bespraken nog de laatste details en keerden terug naar huis.

*Einde Flashback*

(..)

Later die dag stonden we op het treinstation. Mijn trein richting Amsterdam Schiphol zou binnen enkele minuten vertrekken. Raoul en ik stonden op het perron.

"Dus.." zei ik.

"Dus.." herhaalde hij.

"Dit was het dan. Het is klaar" zei ik.

"Klopt" zei hij.

"Ik wil dat je weet dat ik je moeite enorm waardeer. Wat jij allemaal voor mij hebt gedaan zal ik nooit vergeten" zei ik.

Hij glimlachte.

In de verte zag ik mijn trein aankomen.

"Je bent een speciaal persoon Maisae. Zorg goed voor jezelf" zei hij. Ik knikte. Mijn trein stond nu stil voor ons. Ik gaf hem een veelbetekenende knuffel. Ik wilde hem niet loslaten. Maar ik moest wel. Ik moest terug naar Nederland. Ik moest terug naar mijn zusje en broertje. Ik moest terug naar Amina en Souhaila.

De deuren van de trein gingen open. We lieten elkaar los. Hij legde zijn hand op mijn wang en aaide erover. "Au revoir" zei hij. "Au revoir" antwoordde ik. Ik pakte mijn koffer en liep naar de trein. Voor ik instapte zwaaide ik nog even.

Ik ging zitten en na een paar tellen vertrok de trein.

Een traan wist vanuit mijn ooghoek te ontglippen.

Daar ga ik dan...

Nee Maisae daar ga je niet, je bent nog lang niet klaar. Natuurlijk had ze hier geen idee van..

Who is Maisae?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu