Hoofdstuk 34

172 10 1
                                    

Het is koud in het mortuaruim. Kouder dan de ijzige januari wind die buiten voelbaar is. Ondanks zijn dikke trui rilt Evert. Naast hem steekt Bram zijn handen in zijn zakken. Hun voetstappen galmen door de brandschone ruimte als ze hun weg maken naar de ijzere tafel waar de patholoog anatoom over een lijk gebogen staat.

"Meneer Smeets?" Bram's stem doet de man opschrikken van het werk waar hij zo geconcentreed mee bezig was. Met een kort knikje bevestigt hij dat dit de man is die ze zoeken. "Recherche. Sorry, dat we u storen. We hebben een paar vragen over een sectie die u op Pieter Mennen hebt verricht." Bram laat zijn identitietskaart zien en naast hem volgt Evert zijn voorbeeld.

"Evert Numan en dit is mijn collega Bram Amezian." stelt Evert hen kort voor. Hij voelt de blik van zijn collega op hem gericht. De blonde rechereur hoeft hem niet aan te kijken om te weten dat er, door Evert's vriendelijk toon, een goedkeurende blik in de ogen ligt. Op het bureau was Evert boos geweest. Woedend. In de auto had hij Nils Smeets mompelend voor van alles uitgemaakt. De ene uitspraak nog grover dan de volgende. Toen de auto tot stilstaand was gekomen had Bram hem streng toegesproken. Laat mij het woord doen, had hij gezegd, we willen antwoorden van die vent niet dat hij van angst dichtklapt.

Nils Smeets gebruikt het witte laken, dat opgevouwen aan het einde van de tafel ligt, om het lichaam te bedekken. Het valt Evert op dat de man op de tafel lang is. Te lang om helemaal door het witte laken bedekt te worden. Twee bleke voeten steken onder het laken uit en boven het laken steken korte rode haren uit. De patholoog trekt twee bebloede latex handschoenen uit en gooit die in de prullebak onder de ijzere tafel.

Hij steekt zijn hand naar Evert uit. Zijn hand voelt klam aan en Evert moet zich in houden om zijn eigen hand niet bij de eerste aanraking terug te trekken. Terwijl Smeets Bram de schudt, bestudeert Evert de man tegenover hem.

Evert schat hem midden vijftig. Zijn zwarte haren beginnen bij de slapen al wat grijs te worden. Zijn smalle neus loopt over in een paar smalle lippen en een spitse kin. Daarboven kijken twee bijna zwarte ogen door een oud uit ziende bril. "Wat is er aan de hand?" vraagt Smeets. "Is de beste man niet tevreden met mijn werk?"

De patholoog grinnikt om zijn eigen grap en kijkt daarbij afwachtende naar de twee rechereurs. Alsof Smeets verwacht dat ook zij zouden moeten lachen. In plaats daarvan ziet hij twee rechereurs die met moeite hun woedende in bedwang houden.

Evert moet erg zijn best doen om Nils Smeets geen klap te verkopen. "Nee," hoort hij Bram naast hem sissen. "Van Pieter Mennen hebben we geen klachten gehoord. Gezien het feit dat Pieter nog leeft, hebben wij wel zo onze bedenkingen bij uw manier van werken."

Smeets is in een klap stil en stammelt iets onverstaanbaars. Hij moet het meerdere keren herhalen voordat de rechereurs het kunnen verstaan. "Dat is onmogelijk." Hij kijkt Bram en Evert een voor een aan. "Meneer Mennen heeft op deze tafel gelegen. Ik heb een volledig inwendig onderzoek gedaan."

"Dus u wilt beweren dat Mennen vanuit het hiernamaals onze collega heeft ontvoerd?" Nils Smeets lijkt in elkaar te krimpen door de felle ondertoon van Bram's stem. In een andere situatie had Evert waarschijnlijk om zijn collega moeten lachen, maar niet vandaag. Niet nu door de onnauwkeurigheid van deze arts Fenna's leven in gevaar was. Niet nu de mogelijkheid bestond dat Fenna binnenkort op een van deze stalen tafels zou liggen.

Onbewust schiet zijn blik naar de rode lokken van het lichaam onder het laken. Niet aan denken, bevelt Evert zijn gedachten, Fenna is sterk. Sterker dan een Pieter idk. De blondine zou dit overleven. Het team zou op tijd zijn. Dat moest. Een andere mogelijkheid was er niet.

"Nee." stammelt Smeets. De patholoog duwt zijn bril iets verder op zijn neus en recht zijn rug. "Dat denk ik niet." Zijn stem heeft iets van de verloren zelfverzekerheid terug.

"Laat me het dossier er even bij pakken." stelt Smeets voor zodra hij zich herpakt heeft. "Onze administratie gaat ruim twee jaar terug. Klein momentje." Nils Smeets verdwijnt door de deur achter hen.

"Ik dacht dat jij kalm zou blijven." kan Evert het niet laten om op te merken. Bram trekt zijn wenkbrauwen op.

"Ik was kalm." antwoordt Bram. Hij wandelt in een boog om de tafel en bladert door het notitieboekje dat op de tafel met instrumenten ligt. "Hij lijkt nauwkeurig." beoordeelt Bram terwijl hij jet kriebelige handschrift probeert te lezen. "Elk klein detail wordt vasgelegd. Waarschijnlijk zowel hier als daar." Hij wijst naar de openstaande laptop.

"Je was redelijk kalm." verbetert Evert. "De fout hoeft niet alleen hier te liggen." helpt Evert zijn collega herinneren. "Alleen dat hoeft Nils Smeets niet te weten. Daarnaast is het zijn verantwoordelijkheid om alles te controlen dus de fout ligt gedeeltelijk hier. Dat kan niet anders."

"Ik wilde hem slaan." bekent Bram zonder op te kijken. "Toen hij vroeg of Pieter had geklaagd." Hij slaat de bladzijde van het notitieboekje om.

"Anders ik wel." Evert trekt de rits van zijn jas iets verder omhoog. "Maar daar helpen we Fen niet mee."

"Ik weet het." Bram zucht. "Als we haar niet vinden kom ik hier terug en sla ik die vent alsnog."

"We vinden haar." is alles wat Evert zegt. De opmerking blijft in de lucht hangen. Ze weten allebei donders goed dat er in dit vak geen garanties zijn, maar geen van beide heeft de behoefte dat te benadrukken.

Het geluid van voetstappen die steeds dichterbij komen galmen door de ruimte. Bram slaat snel het notitieboekje dicht en neemt zijn plaats naast Evert weer in.

Nils Smeets verschijnt in hun blikveld. In zijn handen heeft hij een dossier geklemd. Met grote stappen beent hij naar de rechereurs alsof hij enorme haast heeft. Dat had hij waarschijnlijk ook. Enorme haast om deze twee nieuwsgierige rechereurs zo snel mogelijk zijn mortuaruim uit te werken.

"Jullie hebben gelijk." zegt hij. Hij legt het dossier open op een andere tafel. Een tafel zonder lijk. Dan wenkt hij de rechereurs. "Kom, dan kunnen jullie het zelf zien. Ik denk niet dat jullie me op mijn woord zullen geloven."

Zodra Bram en Evert bij hem staan wijst hij op het papier voor hem. "Kijk." begint hij. "Dit document is een soort instructie die ons laat weten dat we de afgenomen vingerafdrukken en het DNA niet zelf door de database hoeven te halen. Meestal krijgen we deze wanneer de identiteit al bekend is."

"Komt het van de politie?" vraagt Bram.

De patholoog schudt zijn hoofd. "Waarschijnlijk komt het van boven af. Normaal gesproken dubbel check ik de gegevens; zelfs als het niet hoeft. Dit keer heb ik dat echter niet gedaan. Dat spijt me."

"Van wie kwam het bevel?" vraagt Evert. De patholoog geeft hem een ondertekent papier. Evert laat zijn ogen razendsnel over de letters glijden en geeft het dan aan Bram. "Kom, we moeten iemand even een bezoekje brengen."

"Ik hoop dat jullie je collega ongedeerd vinden!" roept de patholoog hen na, maar de rechereurs negeren hem.

"Verdomme wat was het daar koud." Evert draait de verwarming in de auto verder open. Dan stuurt hij de auto de weg op en trapt het gas in.

Ze rijden naar het afgelegen huis aan de bosrand. Naar 13c. Bram drukt op de deurbel. Vier keer snel achter elkaar. "Wat is er in godsnaam aan de hand?!" Het verbaasde gezicht van Ivo Feenstra verschijnt in de deuropening.

"Mogen we even binnen komen? Het gaat om Fenna." Zonder antwoord af te wachten loopt Evert naar binnen en hij merkt dat Bram hem op de voet volgt.

~~~~~~

Dus ik ben op vakantie. Wat allemaal heel geweldig is alleen de verbinding is echt om te janken zo slecht. Vandaar ook dat dit hoofdstuk nu online staat en niet afgelopen maandag. Lang leven restaurantjes met free wifi! Ik doe mn best om dingen te posten, maar ik kan helaas niks beloven.

Ps. Aan alle mensen wiens verhaal ik lees. Ik kan niet wachten tot ik alle gemiste hoofdstukken kan inhalen 😂😂

Voor jouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu