Hoofdstuk 37

190 9 3
                                    

De vermoeiheid neemt haar gedachten over. Ze voelt hoe ze nog verder wegzakt in het donker en ze weet dat dit het einde is, maar ze heeft de energie niet meer om zich er tegen te verzetten. In haar hoofd neemt ze afscheid van haar team. Fenna zou ze zo graag nog één keer willen zien. Ze dacht dat ze in paniek zou zijn wanneer ze zich zou realiseren dat ze dood zou gaan, maar zelfs daar heeft ze de energie niet voor.

En dan klinkt het geluid van voetstappen, geschreeuw. Het liefst wil Fenna roepen dat ze allemaal stil moeten zijn, zodat ze kan gaan slapen. Ze is zo moe. Zo ontzettend moe. Pas als de stemmen dichterbij zijn herkent Fenna ze.

Haar team. Haar team is eindelijk hier. Het geluid van een deur die wordt getrapt vult de ruimte en Fenna weet dat ze nu in de deuropening staan. En ze weet wat ze zien. Dat ze háár zien. "Godverdomme... Fenna." hoort ze Bram mompelen.

"Fenna!" Evert's stem. Pieter's handen worden vervangen door twee andere. Fenna kreunt zachtjes als de handen druk zetten op de wond. "Sorry Fen." hoort ze Evert zeggen.

"Fenna? Kijk me is aan." Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Op basis van waar haar stem vandaan komt moest Liselotte ergens naast haar zitten. Ze voelt hoe de brunnette pakt haar hand en knijpt er zachtjes in. En als in een reflex doet ze beweging na.

"Goed zo, meisje." fluistert Liselotte. "Hier bij ons blijven." Liselotte wrijft met haar duim over de palm van Fenna's hand en vraagt haar opnieuw om haar ogen te openen.

Met alle energie en vechtlust die ze nog over heeft probeert ze haar ogen te openen. Het duurt even. Het kost moeite, maar ze smeekt haar lichaam om te functioneren. Om haar ogen nog één keer te openen. Ze wil haar team zien. Ze moet haar team zien. Nog een laatste keer.

Het lukt. Ergens voelt ze een vlaag van trots door haar lichaam gaan. Het lukt. Haar ogen waren open. Ze kon zien. Wazig, dat wel, maar ze ziet haar team. Bram, die over haar heen hangt en zachtjes tegen de anderen zegt dat de ambulance onderweg is. Evert, die naast haar zit. Zijn blik gefocust op zijn vingers. Waaronder bloed vandaan stroomt, weet Fenna, haar bloed.

En Liselotte, die inderdaad naast haar zit. Haar hand om die van Fenna geklemd. Ze kijken elkaar recht aan. "Hey, je bent er weer." glimlacht Liselotte haar toe.

"Jullie zijn er." weet Fenna te fluisteren. Haar stem klinkt raar. Schor en ver weg. Alsof het niet haar stem was, maar die van iemand anders.

"En we gaan nergens naartoe." antwoordt Liselotte terwijl ze met haar vrije hand de blonde lokken uit Fenna's ogen veegt. Evert verlegt zijn blik van zijn vingers naar haar gezicht.

Bram pakt haar andere hand. "Jullie zijn er." herhaalt ze nogmaals.

"Tuurlijk Fen." antwoordt Bram. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. "We zullen je altijd vinden. Dat heb ik je al ooit beloofd."

Altijd, herhaalt Fenna in gedachten. Altijd. Terwijl het donker haar opslokt en niets als duisternis haar omringd. Het paniekerig geschreeuw van haar team verdwijnt naar de achtergrond. Steeds zachter tot niets als stilte overblijft. Altijd. Ze gelooft hen. Ze gelooft ín hen. Het team zou haar altijd vinden. Altijd. Zelfs in de duisternis waar ze zich nu in bevindt.

Altijd.

Voor jouWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu