4

1.3K 89 7
                                    

Ik rende door het bos, op zoek naar wat te eten. Ik had al 3 konijnen en een hert gezien, maar ik had niet het lef gehad er één te doden.

Ik stop bij een struik met aardbeien. Eindelijk, echt menseneten!

Mijn maag rommelt. Ik trek de aardbeien van de takken en werk ze naar binnen.

Door mijn gekauw hoor ik niet dat iemand me vanachter besluipt. Ik doe net me mond open om nog een paar heerlijke aardbeien te verslinden als ik ineens 2 grote poten tegen mijn schouders voel die me tegen de grond drukken. Ik ben niet sterk genoeg om ze van me af te krijgen.

‘Wie ben jij?’ Word er naar mij gegromd en ik weet meteen dat deze wolf niet blij met me is.

‘H-Heather’ Stamel ik.  ‘S-Sorry ik wist niet d-dat hier wolven woonde i-ik zal vertrekken…’

De wolf springt van me af en terwijl ik opsta kijkt hij me aan met zijn gouden ogen. Ik keek hem ook aan. Hij was groter als mij, maar zijn nieuwsgierig kijkende ogen verraadde dat hij nooit heel veel ouder kon zijn als 2 jaar. Wacht, hoe wist ik dat?

‘Ik heb nog nooit een wolf als jou gezien.’ Zei hij. ‘Witte vacht, blauwe ogen… dat is niet veel voorkomend weet je.’

‘Oh, ja uh… dat wist ik’ Loog ik.

‘Waar kom je vandaan?’ Vroeg hij.

Ik keek hem aan. Zijn vacht was van top tot teen zwart. Zijn ogen waren net puur goud, de echte kleur wolvenogen die zouden worden opgenoemd als iemand een wolf moest beschrijven. Zij  zwarte vacht zag er goed verzorgt uit en meteen vroeg ik me af hoe ik eruit zou zien.

‘Van ver hier vandaan.’ Was wat ik antwoorde, niet wetend of ik het hem kon vertellen.

Hij knikte.

‘Ik ben Mex trouwens’

Ik liet hem een onzekere wolvenlach zien, waarna ik op keek naar de hemel. Het was donker aan het worden.

‘Ow nee…’ Stamelde ik. Als ik niet op tijd thuis zou zijn, zou mijn vader weer boos worden.

‘Sorry… Ik moet gaan… Ik bedoel... Ik zal niet meer terug komen, beloof ik.’

Mex draaide zijn hoofd nieuwsgierig maar vroeg niks.

‘Je mag best terug komen hoor. Mijn roedel leeft onder de grond, als bescherming tegen de mensen. Wij zijn niet zo heel erg beschermend over ons jachtgebied omdat we toch onder de grond leven. Als één vreemde wolf zijn thuis maakt van het bos vind mijn alfa het niet erg, als het er maar niet meer worden.’

Hij haalde zijn schouders op. Opeens klonk er gejank over het bos, zo zacht, zonder mijn wolvenoren zou ik het niet gehoord hebben.

‘Dat is mijn alfa. Ik moet terug. Het gaat je goed.’ Zei Mex voordat hij in de struiken verdween.

Ik bleef nog even staan. Daarna rende ik naar de bosrand. Ik ruik, luister en kijk, maar er is niemand.

Dan haast ik me terug naar het bosje waar ik veranderd ben. Ik dacht na en bedacht in mijn hoofd hoe ik zou kunnen veranderen.

De eerst keer ging het ‘’per ongeluk’’, misschien kon ik het nu beheersen. Ik sluit al mijn gedachten buiten en dacht alleen nog maar aan mijn mensenlichaam. Ik sloot mijn ogen en ging zitten. Toen voelde ik mijn botten trekken, mijn spieren krimpen. Ik wist dat het lukte.

Ik deed mijn ogen open en zag mijn handen weer. Ik was een mens.

Snel trok ik mijn kleren aan en probeerde iets te maken van mijn verwoeste shirt. Het was laat, mijn vader zou niet blij zijn.  Ik nam een omweg naar huis, zodat ik niet gezien zou worden.

Geen genadeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu