12

972 57 10
                                    

Het is nu een 3 weken geleden sinds de nacht met Mex in 'De grot met geheimen', en na die nacht begon ik mij compleet te voelen. Het klinkt misschien vreemd, maar het is alsof er een stukje miste in mij, en dat Mex die heeft opgevuld. Ik ben nog nooit zo vrolijk geweest de hele dag door, alsof die glimlach op mijn snuit geprint is. Ik ben het liefst de hele dag door bij hem, maar als volwassen wolven hebben we beide verantwoordelijkheden. We kunnen immers niet zomaar zeggen ''laten we even een weekje rusten'', als we niet willen verhongeren.

Ik gaapte en knipperde. Het mos waar ik op lag was uitgedroogd en knisperde een beetje als ik bewoog. Misschien was het een idee om dat eens te vernieuwen. Ik stond op, rekte uit en onderzocht mezelf even. Ik weet niet waarom ik dat doe, maar ik doe het nagenoeg elke ochtend; een kleine inspectie, waarschijnlijk is het een slechte gewoonte die ik heb overgehouden aan mijn verleden. Grappig feitje, ik denk trouwens nooit meer aan mijn verleden. De eerste anderhalf jaren als wolf dacht ik er wekelijks aan, maar sinds de dag dat ik meer voor Mex begon te voelen dan vriendschap stopte dat. Soms vergeet ik zelfs dat er een mens in mij zit, wat weliswaar goed is in verband met mijn loyaliteit aan de roedel.

Een grom ontsnapte aan mijn lippen toen ik naar mijn buik keek, die ronder was dan normaal. Die dagen dat ik alleen maar had liggen knuffelen en knus doen met Mex en niet bewegen hadden dus al hun tol geeisd. Ik moest weer gaan bewegen, anders zou ik net zo eindigen als Ada. Ada is de oudste wolf uit de roedel, en veruit de dikste. Ik heb gehoord dat ze jaren geleden pijnlijk gevallen is en blijvend letsel daaraan is opgelopen aan haar been waardoor ze zich vervroegt moest terugtrekken en uiteindelijk niks meer kon doen wat met rennen te maken heeft. Ik heb wel medelijden met haar. In mijn geval ben ik al helemaal depressief als ik een week niet mag rennen, laat staan nooit meer. Maar wat er ook met mij gaat gebeuren, ik zal nooit zo dik worden, dat laat ik niet toe.

Ik pakte al het uitgedroogde mos op en liep naar buiten. Daar dumpte ik het en liep het bos in om vers te zoeken. Natuurlijk vond ik het al snel. Terwijl ik het aan het uitgraven was, kwamen mijn haren opeens overeind met het gevoel dat er iets aan de hand was. Ik stopte en keek om me heen, maar ik zag niks, tot ik heel zacht gepiep hoorde van een jonge wolf.

'Wat doet een welp zo ver van de roedel vandaan?' Vroeg ik mezelf af, op het gejank aflopend. Toen ik dichterbij kwam bevroor ik. Er stond een mens. Er was een mens in het woud. Ik zakte laag tegen de grond en kroop erheen. Door de bosjes heen zag ik dat het een jongen was en tot mijn schrik had hij de welp in zijn handen. En het was niet zomaar een welp, het was Aiko, de zoon van Kayden!

Aiko had zijn oren bang naar achteren gedraaid en jankte in angst. De jongen was zich totaal niet bewust van het feit dat hij een wolvenpup in zijn handen had en al helemaal niet dat er misschien ergens een bezorgde moeder zou rondlopen die alles zou doen voor haar jong. Dat werd wel duidelijk toen ik zag hoe onbezorgd hij overkwam op Aiko.

Ik gromde zachtjes, niet hard genoeg voor de jongen om het te horen maar wel voor Aiko. De donkergrijze pup keek meteen om en op het moment dat hij rook wie er was riep hij meteen: 'Heather help me!' Zonder te aarzelen sprong ik over de bosjes met ontblootte tanden en stootte een grom uit. Van schrik liet de jongen Aiko vallen. De pup landde op zijn poten en rende meteen naar mij. Hij dook achter mijn been, klemde zijn kleine pootjes om mijn poot en keek boos naar de jongen. 

'Ga naar je moeder toe Aiko.' Gromde ik, terwijl mijn blik geen seconde die van de jongen verliet. Ik hoorde hem iets onverstaanbaars mompelen, waarna hij zich omdraaide en wegrende. Nu was het tijd om met de mens af te rekenen en ervoor te zorgen dat hij het woud zou verlaten.

Met ontblootte hoektanden liep ik dreigend op de jongen af, die in elkaar dook met zijn handen voor zijn gezicht. Ik kwam steeds dichterbij, tot er nog maar een meter afstand tussen ons was toen ik stopte. Ik keek goed.

Dat gouden haar. Die groene ogen met dat blauwe randje. Dat litteken over zijn wenkbrauw. Mijn hoofd werd een wervelstorm van herinneringen die opkwamen. Mijn oren vielen naar achter in mijn nek en ik stapte verbijsterd achteruit. Vol walging realiseerde ik het me.

Ik ken hem.

Geen genadeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu