7

1.2K 75 6
                                    

1 Jaar later, herfst

Mex kwam op me afgelopen. Hij drukte zijn snuit in de vacht op mijn schouder. 'Weet je zeker dat je alleen wilt gaan?' Vroeg hij. Ik ontdekte bezorgdheid in zijn stem. Mijn scherpe hoektanden ontblootte in een glimlach. 'Ik kan het heus wel Mex. Ik heb nu een jaar training achter de rug en ik ken het territorium net zo goed als ik mijn klauwen ken.' Mijn neus raakte zijn oor geruststellend aan. 'Ik raak niet verdwaald hoor.' Mex stapte achteruit, zijn blik nog steeds bezorgd, maar hij knikte. 'Succes.' Ik kwispelde, draaide me om en zette een pootstap naar de uitgang van de grot. Daarna rende ik naar buiten.

De wind woei bevredigend door mijn vacht, alsof het mij aanmoedigde. Ik begon te draven, nam alle heerlijke geuren van het woud in me op en nam het onderhand vertrouwde pad naar de grens van het territorium. Vandaag had ik, voor het eerst na een heel jaar training, de opdracht gekregen om op patrouille te gaan. Ik had er zo naar uitgekeken dat ik van spanning niet had kunnen slapen die nacht. Dit moest goed gaan, want dit zou de roedel bewijzen dat ik het waardig was om deel uit te maken van hun familie, en ik veronderstelde dat het meteen een test was van Kayden; of ik als ik weer met mijn verleden in contact zou komen mijzelf zou kunnen beheersen van terugkeren.

Mij poten leidde mijn lichaam vanzelf langs de grens tot ik bij het gedeelte kwam dat uitzicht gaf over het dorp. Voor mij lag een grasvlakte, in tweeën gedeeld door een weg die kronkelend over de vlakte lag. De weg splitste op in twee dunnere wegen, waarvan één doorliep tot zover het oog reikte, en de andere in het dorp verdween. Mijn blik schoot over de verschillende zichtbare huizen en ik wist heel zeker dat ik daar nooit meer terug wilde keren. Mijn plek was hier. Ik had hier vrienden, familie, een toekomst. Daar zou mij alleen nog maar meer ellende opwachten. En na het ongeluk ook afkeer. Mensen zouden mij als een monster zien. Nee, mijn besluit stond vast.

Ineens kwamen de haren op mijn schouders omhoog door het plotselinge gevoel dat ik begluurd werd. Ik draaide me razendsnel om en snoof de lucht voor een geurspoor van wat mij dan ook bespiedde, maar mijn neus pikte niks op. Stom, dacht ik. Natuurlijk kan ik niks ruiken, de wind blaast de andere kant op. Met mijn staart nog waarschuwend omhoog in de lucht, schoot er een gedachtte in mijn hoofd. Misschien was het gewoon Kayden die me aan het volgen was, om te kijken hoe ik het zou doen. 

Ik nam maar gewoon aan dat het Kayden was, maar daar ging ik de fout in, want ik draaide mijn rug naar de dichte struiken zonder ook maar enige zekerheid over wie er achter verscholen kon staan. Net toen ik mezelf klaarmaakte om weer verder te gaan, hoorde ik een oorverdovend gebrul vlak achter me, en nog geen seconde later voelde ik twee grote zware poten op mijn schouder die mij tegen de grond drukte. Ik jankte in verassing en van pijn omdat er nagels diep in mijn schouders gedrukt stonden. Ik draaide mijn hoofd en beet naar de grote poten tot ik zag dat de poten tot een reusachtige beer toebehoorden die boven mij uittorende. Dit wordt het einde, dacht ik. Maar mijn instinct dwong mij om niet op te geven, om te vechten ookal werd het mijn einde. Ik strekte mijn nek en beet verwoed naar de klauwen die mij gevangen hielden, maar hoe hard ik ook probeerde, mijn kaken kwamen er niet bij. Ik zag in mijn ooghoeken iets bewegen en ik keek razend snel omhoog. De beer ontblootte zijn puntige hoektanden en opende zijn machtige kaken. Net toen hij op het punt stond zijn tanden in mijn nek te zinken sprong iets met volle snelheid tegen de nek van de beer op waardoor hij van mij af werd gelanceerd. 

'Mex!' Riep ik bang toen ik hem herkende. Mex sprong van het beest af, spuugde een pluk haar uit en gromde naar mij: 'Blijf daar!' Ik versteende en op dat moment kwamen er nog drie wolven de struiken uitgestormd waarna ze zich alle vier op de beer gooide. Ik herkende Kayden en de grijze wolf naast hem was zijn Luna en vrouw Cinder. De andere wolf, wiens vacht een roest rode tint had was Kai, een vriend van Mex.

De vier wolven groeven hun hoektanden diep in de beer en scheurde verschillende plukken vacht los. De beer brulde van de pijn en sloeg verwoed naar zijn aanvallers. Ik zag hoe Kai werd geraakt door een van de reusachtige poten van het beest en tegen de grond werd geworpen. Maar hij krabbelde gelijk weer overeind en na kort zijn hoofd geschud te hebben gooide hij zichzelf weer op het dier. De wolven wisten de beer zo te verwonden dat hij geen andere keus had dan zich over te geven. Hij brulde nog even luid waarna hij zich omdraaide en wegvluchtte.

Kayden vroeg snel of iedereen oke was en beval Kai daarna om met hem mee te gaan om ervoor te zorgen dat de beer hun territorium zou verlaten. Nadat de twee wolven in de struiken verdwenen waren, kwamen Cinder en Mex op mij afgelopen, hoewel Mex meer sprintte. Hij drukte zijn neus in mijn nek en fluisterde: 'Ik hoorde dat je aangevallen werd. Ik dacht dat ik te laat was.' Zijn ogen waren gesloten en ik voelde hem een beetje trillen. Ik keek heel even naar hem en likte toen zijn neus. Verrast opende hij zijn ogen.

'Maar dat was je niet. Je hebt me gered.' Ik begroef mijn neus in zijn harige schouder. Hij zuchtte oopgelucht en terwijl ik Cinder hoorde vertrekken, likte Mex even mijn wond en hielp me om overeind te komen.

'Kom, we gaan terug naar de roedel.' Met moeite dwong ik mijn poten in beweging te komen, hoe pijn mijn schouders ook deden. Maar Mex had door hoeveel inspanning het mij kostte en hij liet me de hele weg terug op zijn schouder leunen.

Geen genadeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu