Hoofdstuk 22

257 18 0
                                    



De man schiet Ali in beide benen en rent weg. Niet veel later arriveert de politie. Ali wordt opgepakt en meegenomen.

Het is ochtend geworden. Ik wacht nog steeds tot Ali thuis komt. Hij is de hele nacht niet thuis gekomen. Ik wacht op hem zodat ik hier weg kan gaan. Natuurlijk begin ik me zorgen te maken. Ik bel hem op, maar krijg meteen de voicemail. Ik kan niet stil zitten, dus loop in de woonkamer heen en weer. Het zal niet lang meer duren, voordat Aicha wakker zal worden. Het eerste naar wie ze zal vragen is haar vader. Hij is er namelijk elke ochtend. Ik hoor de voordeur met moeite open gaan. Dan gaat de voordeur weer dicht. Ik kijk in de hal, maar ik zie niemand. Vreemd, denk ik. Ik loop naar de voordeur, ik doe deze open en schrik me rot.
De man draait zich om.
'Sorry.' Zegt hij.
'Ik schrok van je.' Zeg ik terug. 'Wie ben jij en waar is Ali? Ik heb je hier niet eerder gezien.' Zeg ik.
'Ik ben Mustafa. Een goede vriend van Ali. Ali belde mij vannacht op. Hij gaf aan dat hij een slecht gevoel zou hebben en dat als hem wat mocht overkomen ik hier naar toe moest komen. De politie zal hier elk moment komen. Ali is opgepakt. Jij en Aicha moeten hier weg.' Zegt hij.
Heel mijn lichaam trilt uit angst. Moest ik nu blij zijn of ben ik stiekem bang. Ergens voelde ik me wel veilig als Ali in de buurt was. Nu is hij er niet en kan er van alles gebeuren. Tenminste zo een gevoel heb ik. Ik knik en loop snel naar boven. Ik maak Aicha wakker en zeg dat we weg gaan. Ik kleed haar aan en pak alleen belangrijke spullen, zoals haar paspoort etc. om mee te nemen.

'Waar gaan we heen?' Vraagt Aicha. Ik kijk haar aan en zeg dat we ergens gaan ontbijten. Ik merk aan haar dat ze bang begint te worden. Ze merkt ook aan mij dat ik paniekerig ben. Dit meisje heeft heel wat in haar leven gezien. Logisch ook dat ze bijna bij alles bang wordt. Misschien is dit wel onze bevrijdenis. Ik probeer haar gerust te stellen en pak haar handje vast om mee te nemen. We lopen de trap af en dan wilt ze terug naar boven.
Ze is haar pop vergeten. Geen tijd voor, denk ik, maar wat zal die paar secondes nou uitmaken? Ik zeg haar te wachten en dat ik snel haar pop ga halen. Ik ren terug naar boven en pak haar pop. Snel loop ik weer terug naar Aicha toe.
'Aicha, luister goed habiba. Wat er ook gebeurt, je hoeft nergens bang voor te zijn. Blijf bij mij en luister goed.' Zeg ik. Het zou ons maar overkomen dat de politie voor de deur staat en zij dan in paniek raakt. Ze heeft te veel meegemaakt en hoeft dit er niet bij.

We lopen snel naar buiten. Mustafa wacht op ons. Moest ik hem wel vertrouwen? Wat als dit allemaal een spel zou zijn? Ik heb nooit wat over hem gehoord of hem gezien. Ook Aicha lijkt hem niet te kennen.
'Wij gaan vanuit hier wel zelf weg.' Zeg ik dan.
'Dat kan niet, want elke auto die hier staat die je zal rijden, zal aangehouden worden.' Zegt hij.
'Dan pakken we het openbaar vervoer. Wij worden niet gezocht tenslotte.' Zeg ik.
Mustafa kijkt ons met een moeilijke blik aan. Dan geeft hij toe.
'Is goed, maar weten jullie waar jullie heen moeten?' Vraagt hij dan.
'Ja. Ik ga naar mijn tante.' Zeg ik dan.
'Is goed. Ik zal jullie een stukje volgen en dan laat ik jullie gaan. Ik heb jouw telefoonnummer en zal je bellen als er wat is.' Zegt hij.
Ik vind het allemaal prima.
'Mocht je wat weten of horen van Ali, laat ons dat dan weten. Dit meisje kan niet zonder haar vader.' Zeg ik. Mustafa zegt dat hij niet weet hoe lang Ali vastgehouden zal worden, maar ons wel op de hoogte zal houden.

We zitten in de bus naar het Centraal Station.
'Ben je ooit in een trein geweest?' Vraag ik aan Aicha.
'Nee, nog nooit. Dat wilde ik altijd al.' Zegt ze met glinsterende ogen. Op het station haal ik wat te eten voor ons en koop dan treinkaartjes.
Wat moet ik nu doen met haar? Ik haar toch niet blijven verzorgen? Hoe moet ik dit nu oplossen? Ik weet het niet meer. We zien het wel, denk ik.
Uiteindelijk zitten we in de trein. Ik kijk naar buiten en weer ben ik met mijn gedachtes weg. Even later kijk ik naast me en zie Aicha niet. Even lijkt het alsof ik duizelig begin te worden. Waar is ze naar toe? Dan zie ik haar achterin de coupé met een ander meisje spelen. Ik loop boos naar toe en pak haar bij haar arm.
'Aicha! Nooit meer ga je zonder toestemming bij mij weg.' Schreeuw ik naar haar. Ik ben zo erg geschrokken. Dan neem ik haar terug mee naar onze zitplaatsen. Aicha begint te huilen. Meteen heb ik schuldgevoel.
'Sorry, lieverd. Ik was bang dat je weg was. Wil je aub de volgende keer tegen mij zeggen als je even weg wilt?' Zeg ik dan en geef haar een kus op haar voorhoofd. Ze knikt en geeft mij een knuffel.
We zijn aangekomen bij onze bestemming en stappen uit. We wachten op een taxi. We stappen in en rijden richting het huis van mijn tante.

WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu