Hoofdstuk 25

232 20 0
                                    



Met bonkende hoofdpijn word ik wakker en bevind ik me in een woonkamer. Ik kijk om me heen en het licht zorgt ervoor dat ik mijn ogen moeilijk kan openen. Het is een mooi huis en alles is wit. Er bevindt zich echter geen televisie of telefoon. Ik sta op en loop door de woonkamer. De deur probeer ik te openen, maar het is op slot. De ramen zijn ook op slot. Ik begin te kloppen op de deur en roep of er iemand is. De deur gaat open en ik krijg volop een klap op mijn gezicht.
'Hier ga je je rustig houden. Ben geen Ali of één van die anderen.' Schreeuwt Yassir. Ja, het is Yassir. Al die tijd dacht ik dat Yassir dood was, maar dat was dus niet zo. Watvoor spelletjes speelde hij?
'Nu Mounir dood is en Ali vast zit, kan ik krijgen wat ik wil en jij gaat mij daarbij helpen.' Zegt hij. Ik snapte het niet. Hoe zou ik hem kunnen helpen? Gaat hij mij gebruiken als pion? Wat was de bedoeling? Hoe het ook zat, ik ga niet meewerken aan zijn plan.

'Laat me gaan! Ik kan je niet helpen! Wat verwacht je nou van mij?' Schreeuw ik naar hem. Had ik beter niet kunnen zeggen, want daarop krijg ik nog een harde klap. Dit keer harder dan die van net.
Ik knal tegen de muur aan.
'Je gaat doen wat ik zeg k**** of ik maak je helemaal kapot.'
Hij loopt naar een la toe en haalt zuur uit de la.
'Je hoopt toch niet dat je mooie gezicht verminkt wordt?' Zegt hij op een dreigende toon. Ik schrik me op dat moment kapot en weet even niet wat ik moet zeggen. Meende Yassir dit serieus? Ik wist onderhand wel dat hij een slecht hart heeft, maar nu weet ik zeker dat hij niet helemaal honderd is.
'Heb je nooit gehouden van mij..?' Vraag ik hem terwijl ik naar beneden kijk.
'Zie je! Je kan me niet eens aankijken terwijl je dit vraagt! De vraag is of jij ooit van mij gehouden hebt!' Hij benadrukte 'jij' nogal terwijl hij dit zei.
Ik was stil en gaf er geen antwoord op.

Hij pakt me bij mijn keel en vraagt nogmaals of ik ooit van hem gehouden heb.
'Yassir houd op! Wij waren gelukkig! Heb ik je ooit het gevoel gegeven dat ik niet gelukkig ben met jou of iets? Je was goed voor mij. Ik was goed voor jou. We hadden het goed. Een betere huwelijk kon ik me niet wensen.' Zeg ik.
'En weer kan je verdomme geen normaal antwoord geven!' Schreeuwt hij. Het lijkt alsof hij doordraait en begint met spullen op de grond te gooien. Alles wat in zijn bereik ligt, gaat naar de grond. Ik sta op en pak hem vast bij zijn arm.
'Waar ben je mee bezig man! Je hebt onze levens kapot gemaakt. Nog steeds ga je door. Je weet niet van ophouden. Vrees Allah!' Zeg ik.
'Die tijden dat wij samen sliepen, werd ik vaak wakker door jou! Je droomde zelfs over Mounaim. Jij hield zoveel van hem en bent hem nooit vergeten. Ga niet doen alsof je van mij hield! Hanane in tegendeel liet mij wel echt merken dat ze van mij kon houden.' Schreeuwt hij.
Ik walg van hem. Hij maakt me misselijk. Vooral hoe hij zijn daden nu goed probeert te praten. Het is moeilijk te geloven dat dit me nu overkomt. Alles na wat ik heb meegemaakt en iedereen die ik ben verloren, is dit wel echt de druppel..

Mounaim: We zijn geland en ik hoor de mensen klappen. Ik ben moe. Ik ben helemaal kapot. Heel de vlucht heb ik niet kunnen slapen. Na wat ik van Mustafa heb gehoord, ben ik meteen teruggekomen. Ik moet weten wat er aan de hand is. Waarom Noor mij belde, waarom ze haar telefoonnummer heeft veranderd, waar ze nu is, wat ze doet, met wie ze is, alles wil ik weten. Ik haal mijn koffer op en loop meteen naar buiten. Stap een taxi in en vertel hem waar ik heen moet. Onderweg bel ik mijn broer op om door te geven dat ik terug ben.
'Dat is snel. Had ik eerlijk gezegd niet verwacht.' Zegt hij.
'Heb je meegekregen dat Ali vast zit?' Vraag ik hem.
'Ja, tuurlijk broertje..' zegt hij. Ik hang meteen op. Hij wist het. Hij wist het, maar hij heeft mij er niks over verteld. Woedend ben ik. Ik snap niet waarom hij me dit niet heeft verteld. Kan ik dan echt niemand in dit leven vertrouwen?

We komen aan in de straat waar Noor woonde. Ik zie dat er mensen in het huis aan het klussen zijn. Ik bel aan. Een vreemde man doet open.
'Uhh.. Ik ben op zoek naar Noor. Zij woonde hier. Is zij misschien in de buurt?' Vraag ik. De man vertelt mij dat zij de nieuwe bewoners zijn van het huis. Ik knik en loop weer weg.
Ik had kunnen weten dat ze hier niet meer woont. Waar kan ik haar nog vinden? Dan denk ik aan haar tante Khadija. Ik weet in welke stad ze woont, maar niet precies waar of welke straat. Via via kom ik erachter waar haar tante woont en ga eerst naar mijn eigen huis. Alles is schoon. Hoe kan dit? Ik kan me niet herinneren dat iemand mijn sleutel heeft. Ik kan hier nu niet over nadenken en moet Noor vinden. Ik ga snel onder de douche en kleed me daarna om. Ik rijd langs een maat en geef mijn huissleutel af. Ik vraag hem of hij kan regelen dat alle sloten thuis vervangen worden en of er camera's opgehangen kan worden. Daarna stap ik weer mijn auto in en rijd ik weg. Ik kijk op mijn telefoon en zie dat mijn broer mij een aantal keren heeft gebeld. Ik negeer het en bel hem niet terug. Ik heb geen zin in zijn praatjes. Dit kan hij niet goed praten, al zou hij het willen.

Aangekomen in de straat van tante Khadija twijfel ik even of ik dit wel echt moet doen. Straks gaan ze nog verkeerd denken over Noor en breng ik haar misschien wel in nog meer problemen met haar familie. Ik weet het even niet. Ik zie een jonge vrouw het huis uitlopen en stapt een auto in. Ik zie tante Khadija haar uitlaten. Haar tante is thuis dus. Ik verzamel mijn moed en stap mijn auto uit. Ik hoop dat haar man niet thuis is. De vrouw in de auto is weggereden, dus ik loop snel naar het huis. Ik bel aan, maar dit keer doet haar man de deur open. Wat nu?
'Uhh.. uhhh..' Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik kan op dit moment helemaal niks zeggen. De man kijkt me van top tot teen aan.
'Ja? Wie ben jij en wat is er?' Vraagt hij. Hij klinkt niet onvriendelijk, maar er komt alsnog geen woord uit mijn mond. Dan komt ook tante Khadija erbij. Ik merk aan haar dat ze blij is geworden dat ze mij ziet.
'Salaam zoon. Jij moet Mounaim zijn.' Zegt ze dan.
'Ehh.. Ja..' Zeg ik.
'Ik ken je van de foto's die Noor me liet zien.' Zegt ze op een zeer vriendelijke toon. Op dat moment gooit de man de deur dicht. Daar stond ik dan voor de deur. Zonder antwoord op mijn vragen. Moest ik nogmaals aanbellen of moest ik nu weggaan....

WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu