Hoofdstuk 29

302 15 10
                                    

Ik blijf naar mijn telefoon staren. Mounaim komt naast mij staan en pakt mijn telefoon. Per direct belt hij naar het nummer. Meteen gaat het over op voicemail. We kijken elkaar aan. Ik weet niet zo goed wat ik op dit moment moet voelen. Ben ik sterk? Ja! Mounaim is naast me. Niks kan me nog kapot maken. Althans dit is wat ik dacht.
Ik besef heel goed, nu ik dat nummer niet kan bereiken, er iets verschrikkelijks gebeurd moet zijn.. Heb je ooit dat gevoel gehad? Het gevoel dat je dacht dat alles goed komt. Het gevoel dat geluk je heeft gevonden. Het gevoel dat jij ook eens gelukkig gaat worden. Precies op dat moment wordt dat gevoel vernietigd. Niks is meer over van dat gevoel. Teleurstelling na teleurstelling. Een moment dat je accepteert dat je niet meer gelukkig zal worden. Alsof het je niet gegund is. Alsof je vervloekt bent. Het enige wat mij op dit moment nog staande houdt, is dat Mounaim naast mij staat. Hij omhelst mij en loopt met mij naar de auto.
'We blijven sterk. Wat er ook zal gebeuren.' Zegt hij.
Ondanks zijn woorden die mij steunen, krijg ik tranen. Het gaat niet ophouden. We weten dit allebei dondersgoed.

We rijden richting het huis van Mounaim. Nogmaals begint hij zijn broers te bellen om te checken of alles nog in orde is. Hij belt Issam.
'Yo bro, ik had je gebeld ter beveiliging van mijn familie. Ook graag een aantal mannen bij het huis van mijn zus, safi?' Zegt hij en hangt op. Issam werkt al heel lang voor zijn broer.
Daarna belt hij Yasmina op. Ze neemt huilend op.
'Yas, komende dagen blijf je thuis. Als je wat nodig hebt, dan bel je mij en zorg ik ervoor dat het goed komt.'
'Mounaim, sorry. Ik bedoelde het allemaal niet zo.' Zegt ze.
'Safi, het maakt niet uit. Doe gewoon wat ik zeg. Ik moet nu ophangen. Spreek je later.' Zegt hij en hangt op.
Eenmaal aangekomen bij het huis van Mounaim, loop ik meteen naar de badkamer. Ik neem een warme douche en ga dan op de bank zitten.
'Wat zou die sms betekenen?' Vraag ik aan hem.
'Geen idee...' zegt hij en we zijn even stil.

Mijn telefoon trilt. Ik ontvang opnieuw een sms. Het enige wat er staat is het adres van mijn tante.
'Mounaim! Mijn tante!' Schreeuw ik.
'Wat?! Wat bedoel je?' Vraagt hij en pakt mijn telefoon uit mijn handen. Ik pak snel mijn jas en loop richting zijn auto. Hij rent achter mij aan.
'Noor, rustig!' Zegt hij.
'Hoe? Hoe moet ik rustig blijven?' Vraag ik, terwijl ik moeilijk uit mijn woorden kom door de tranen.
'Wat zijn dit voor spelletjes..' Vraag ik.
Ik kan het niet geloven. Terwijl hij aan zijn familie dacht, waren we mijn familie vergeten.
We racen over de snelweg. Nog nooit ben ik zo snel bij het huis van mijn tante aangekomen.
We rijden de straat in. De lichten staan uit. Het is nu al best laat. Het is 23:35 uur.
Mounaim stopt en meteen stap ik uit.
Ik ren naar het huis van mijn tante en bel aan. Ik blijf bellen en kloppen op de deur. Mijn hart bonkt als een gek. Ik ben helemaal buitenadem.
Dan gaat een licht aan. De man van mijn tante doet de deur open. Achter zie ik een vrouw op de trap, maar het is niet mijn tante. Wat heeft dit te betekenen?

'Waar is tante Khadija?!' Roep ik.
'Die heb ik uit huis gegooid. Trouwens gaat je niks aan.' Zegt hij en gooit de deur dicht.
Even weet ik niet wat me overkomt en ik bel mijn nicht Maryam op. Zij neemt meteen op.
'Wat is er aan de hand Maryam? Waar is tante?' Is het eerste wat ik vraag, zonder te groeten.
'Ze is hier habiba. Er zijn veel dingen gebeurd.' Zegt ze.
'Wat dan? Gaat alles goed met jullie?' Vraag ik.
'Ja, buiten die gekke dingen van mijn vader om, gaat alles prima alhamdoulillah.' Zegt ze.
'Mag ik haar even spreken?' Vraag ik.
Ik krijg haar aan de telefoon.
'Salaam lieverd..' zegt ze. Ze klinkt verdrietig. Zodra ik haar stem hoor, krijg ik tranen. Ik ben blij dat er niks anders aan de hand is.
'Wollah, ik was echt bang dat jou iets is overkomen.' Zeg ik tegen haar.
'Hoezo? Is er iets?' Vraagt ze.
'Nee tante. We praten dit een andere keer uit. Hoe gaat het nu met jou?' Vraag ik.
'Ik ga met hem uit elkaar. Hij loog elke keer dat hij naar Marokko ging. Hij heeft gewoon een ander.' Zegt ze. Ik schrik van wat ze me nu vertelt.
'Ghair tante. Ik kom nog wel langs. Ga maar nu goed rusten. We praten later.' Zeg ik.
Ik vind het niet prettig dit zo via de telefoon met haar te bespreken. Dus hang ik op.

Ik vertel aan Mounaim wat er aan de hand is. Hij is er stil van.
'Wollah Noor, sorry, maar ik ben echt moe. Ik wil naar huis en slapen.' Zegt hij. Hij rijdt door naar huis. Ik snapte even niet waarom hij hierover niks zei. Begreep hij dan niet dat ik even een momentje heb dat ik de behoefte heb om over dit praten? Over mijn gevoel.. Ik negeer het. Thuis aangekomen zijn we beide stil. Voor ik het weet, ligt Mounaim al op het bed en is in slaap gevallen met zijn kleren aan. Hij was doodmoe. Dat had ik vandaag al wel gemerkt.
Het was een zware dag. Ik ben ook vermoeid. Ik wil slapen, maar ik kan geen oog dicht krijgen. Ik denk aan alles wat er gebeurd is. Ik wil erover praten, maar ik heb niemand om erover te praten. Waarom had ik die sms ontvangen? Waarom stond het adres van mijn tante er? Ik denk aan van alles. Ook ik val uit eindelijk in slaap. Wanneer ik wakker wordt, ligt Mounaim niet naast me. Ik sta op. Ik loop naar beneden en ook daar is hij niet. Ik raak in paniek. Ik ren terug naar boven en pak mijn telefoon. Ik bel meteen naar Mounaim.
Hij neemt meteen op.
'Lieverd sorry. Ik ben bij de Appie even boodschappen doen. Dacht dat doe ik wel even snel, terwijl jij nog slaapt. Ik wilde je niet wakker maken.' Zegt hij. Meteen ben ik gerustgesteld.
'Wollah Mounaim, kom snel naar huis.' Zeg ik.
'Huh? Is er wat?' Vraagt hij.
'Nee, nee. Ik wil je bij me!' Zeg ik. Mounaim zegt dat hij er ongeveer over een half uur wel zal zijn.

Een half uur gaat voorbij, maar ik hoor nog steeds niks. Hij is er nog steeds niet. Ik maak me zorgen, dus bel ik hem op. Er wordt niet opgenomen. Ik begin me zorgen te maken. Het is inmiddels een uur later. Ik begin ongerust te worden en trek mijn kleren aan. Ik ga naar buiten. Ik loop richting de Albert Heijn. Ik loop naar binnen en ik zie een medewerker de vloer schoonmaken. Er ligt glas op de grond en wat bloed. Ik vraag haar wat er aan de hand is.
'Nou, hier is net een man gevallen. Ze hebben hem naar het ziekenhuis gebracht.' Zegt ze. Ik vraag haar hoe de man uit zag. Ze omschrijft hem en ik weet zeker dat het Mounaim is. Ik schrik ervan en ren naar buiten. Ik zie inderdaad de auto van Mounaim geparkeerd staan. Ik ren naar de auto en stap in. Gelukkig heb ik zijn reservesleutel. Anders had ik nu ook nog dat probleem. Ik rijd met spoed naar het ziekenhuis. Ik loop naar de balie en ik vraag of ze iemand hebben gebracht. Ik omschrijf hem en geef zijn gegevens. De vrouw achter de balie wil mij geen informatie geven. Pff. Hoe moet ik hier nu achterkomen.
'Ik ben zijn vrouw. Ik moet het weten. Ik moet naar hem toe.' Zeg ik terwijl ik opnieuw tranen krijg.
'Voor deze ene keer.' Zegt de mevrouw.
Ze vertelt mij waar hij is en ik loop er heen.
De deur is dicht. Ik open de deur en ik zie hem daar liggen. Mijn hart gaat kapot nu ik hem daar zo zie liggen. Ze zijn bezig met allerlei testen. Ik loop naar hem toe en pak zijn hand vast.
De dokter komt ook binnen gelopen. Ik stel me zelf voor. Dan roept de dokter mij naar de gang.
'Ik heb een aantal vermoedens. Kunt u mij vertellen waar uw man de laatste tijd allemaal last van heeft. Hij is zelf moeilijk aanspreekbaar.' Zegt de dokter. Ik kijk hem aan en ik vertel hem over dat hij veel is afgevallen, dat hij snel moe is, weinig energie heeft en vaak zijn longen eruit hoest.
'Ik weet voor zover voldoende. Het is verstandig hem hier even te laten. We verplaatsen hem straks naar een andere afdeling waar hij kan rusten.' Zegt de dokter en loopt weg.

Ik word bang. Even wordt het licht in mijn hoofd. Als Mounaim wat overkomt, is er geen leven meer voor mij. Wie heb ik dan nog? Dan heb ik letterlijk niemand meer..

WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu