Hoofdstuk 17

235 15 0
                                    



Noor: Ik kijk ze met grote ogen aan. Iedere keer wanneer ik denk dat het niet erger kan, lijkt het allemaal veel en veel erger te worden. Het houdt niet op. Het zou ook niet ophouden. Niks kon mij nog laten geloven dat alles op een dag voorbij zou zijn. Ik moest er zelf voor zorgen dat alles zou stoppen. Veel opties heb ik niet. Ik moet er zelf wat aan doen of ik zou zo blijven leven.

'Ewa, vertel. Waarom ben je gekomen?' Vraagt Ali aan hem.
'Ze3ma Yassir en Hanane zijn beide dood. Ze zijn beide gestraft voor wat ze hebben gedaan?' Zegt hij.
'Ja, dat weet ik. Dat is wat ze verdienen. Hanane had nooit vreemd moeten gaan met die hond, mijn broertje zo te bespelen en die hond had het lef niet eens mogen hebben. Mohiem vertel iets wat ik nog niet weet.' Zegt Ali.
'Ik weet niet hoe ik het moet zeggen, pff.' Zegt Aziz (man van Souhaila/ zwager van Yassir).
'Wat, Aziz! Wat?! Zeg wat je moet zeggen.' Zegt Ali. Aan de manier van praten van Ali merk ik dat hij weer agressief begint te worden.

Op dat moment weet ik even niet wat erger is. Dat Aziz hier nu in de woonkamer staat met onze vijand of dat Yassir en Hanane dood zijn? Mijn benen beginnen zwaar aan te voelen. Ik probeer tegen de muur te leunen. Ik val op mijn knieën. Ze horen mij en lopen meteen richting mij toe.
'Wat zijn jullie voor mensen!' Schreeuw ik. Ik pak mijn hoofd met beide handen vast en begin te huilen.
Aisha komt de trap afgelopen en wrijft in haar ogen.
'Papa? Noor? Ik kan niet slapen. Wat is er aan de hand?' Vraagt ze.
Aisha loopt naar mij toe en probeert met haar handjes mijn tranen weg te vegen. Ik wil haar even niet bij me hebben. Het liefst wil ik nu niemand om me heen hebben, maar dan besef ik dat zij de enige onschuldige in dit huis is en ik omhels haar zo hard als ik kan. Daarna laat ik haar los.
'Neem haar aub mee. Dit is niet goed voor haar.' Zeg ik, terwijl ik Ali en Aziz niet eens kan aankijken. Hoe kon hij het toelaten dat zijn dochter zo leeft? Welke vader zou dit toestaan? Hij is niks meer dan een egoïst. Zij moest hier bij mij weg, zodat ik mezelf kon uiten. Wat walgde ik van ze. Anderzijds wil ik haar bij me hebben, want dan kan Ali zich op z'n minst nog een beetje rustig gedragen.
Naast dit huis is er nog een klein huisje. Aisha wordt daar naar toe gebracht. Ik wil mee met haar, want ik wil niet bij deze twee monsters blijven. Hoe had Aziz dit allemaal kunnen doen? Ik wist dat hij een klootzak is, maar hoe had hij samen kunnen werken met Ali? Ik sta op om achter Aisha aan te lopen, maar ik word tegen gehouden door Aziz. Hij pakt mij bij mijn arm en zegt: 'Ik had je gewaarschuwd. Ik had tegen je gezegd dat ik je nog wel tegen zou komen.'

Zou Aziz dit puur gedaan hebben om mij te pakken? Ik weet het niet meer, maar wat de reden hiervan ook is, hij heeft een zwart hart. Dat is één ding wat zeker is. Op het moment dat hij mijn arm beet pakt, grijpt Ali in.
'Je raakt haar met geen vinger aan. Probeer het nog 1 keer en ik zorg ervoor dat je geen handen meer hebt om haar aan te raken.' Zegt hij en trekt hem bruut bij mij weg.

Mounaim: Inmiddels ben ik volledig genezen en word ik nog steeds vastgehouden. Ze houden mij vast, zodat mijn broer Majid ze niks aan zal doen. Ik ben een pion, verder niks. En dat weet ik. Ali weet dat Majid hem en zijn dochter wat aan zou doen als er wat met mij zou gebeuren. Ik kan geen kant op. Ik kan helemaal niks. Het enige waar ik nog aan denk is Noor. Had ik haar maar destijds nooit laten gaan. Had ik toen maar voor mijn eigen geluk gekozen. Misschien was het dan allemaal niet zo ver gekomen. Nu is het te laat. Spijt komt achteraf. Belangrijk is om dezelfde fouten nooit meer te maken. Echter lijkt het net of één fout mij naar een leven vol ongeluk heeft gebracht. Mochten Noor en ik ooit nog bij elkaar komen, dan weet ik zeker dat ik haar nooit meer los laat. Ik neem haar dan mee naar ergens waar niemand ons kan vinden. Ik leef hier als een robot. Ik eet, slaap en doe verder niks. Het lijkt net een gevangenis. Ik hoop van binnen dat mijn broer me zal opzoeken. Hij had me allang moeten kunnen vinden. Hij is machtig genoeg en heeft de middelen om mijn locatie te kunnen achterhalen. Ik vraag me af waarom hij mij nog steeds niet heeft gevonden. Wie weet had hij mijn locatie al wel gevonden en zijn we daarom naar een andere locatie gekomen. Allah zal het weten.

Noor: Ali zucht diep en vraagt Aziz waarom hij nu daadwerkelijk is gekomen.
'Wat is de reden dat je hier naar toe bent gekomen, zo laat en zonder iets door te geven. Ik hoop voor jou dat je een hele goede reden hebt, want ik kan niet begrijpen hoe brutaal je kan zijn om zo laat mijn rust te verstoren.' Zegt Ali.
Aziz is even stil en kijkt naar de grond.
Ik kan ze even niet volgen en wat de reden ook is dat Aziz hier is, het interesseerde mij helemaal niks. Niks interesseerde mij nog. Het is naar mijn hoofd gestegen. Ik moet iets doen. Ik kan niet meer niks doen. Het maakt mij alleen maar kapot. Dit keer zou ik dit niet toelaten. Ik zie een wapen op de salontafel in de woonkamer liggen. Ik twijfel of ik het moet doen of niet. Dan denk ik aan alles terug. Alle ellende die mij is overkomen. Ik snapte even niet waarom ik twijfelde. Wat heb ik nog te verliezen? Dan ren ik er naar toe. Ik pak het pistool van de tafel en richt het op Ali en Aziz. Het lijkt alsof ik helemaal doorgedraaid ben. Het moest hier ophouden. Even krijg ik rillingen over mijn rug. Ik begin te zweten en mijn tranen kan ik niet inhouden. Beide zijn heel erg geschrokken en zagen dit niet aankomen. Ik tril enorm en sta op het punt om de trekker over te halen. Ik huil en vraag ze hoe het voelt om eens aan de andere kant te staan.

'Leg het pistool neer, Noor. Doe geen gekke dingen waar je spijt van zal hebben.' Zegt Aziz.
'Haal de trekker over. De vraag is: hoe voelt het voor jou om aan de andere kant te staan? Begrijp je nu hoe het voelt om hopeloos te zijn. Dat je soms zo hopeloos en machteloos bent, dat je in zo een toestand kan verkeren? Je bent straks 1 van ons als je het doet.' Zegt Ali.
'Eenmaal geschoten, zal je niet meer bang zijn om te schieten.' Gaat hij verder.
Ik richt het pistool van de een naar de ander. Op dit moment wilde ik dat alles zou stoppen. Ik zag dit als enige oplossing. Of ik dit nou zou doen of niet, mijn wonden diep in mij zouden nooit helen. Op dit moment ben ik niet bang. Al die tijd ben ik heel bang geweest, maar nu is mijn angst weg. Niks zou nog mijn pijn kunnen verzachten. Niks meer zou mijn verdriet weg kunnen werken. Ik zou nooit meer kunnen vergeten wat mij is aangedaan. Het leven heeft mij kapot gemaakt. Ik wilde zo niet meer leven.
'Doe het niet zegt.' Aziz. Hij is zo bang dat zijn stem trilt en hij tranen krijgt.
'Lafaard.' Zeg ik.
'Nee, Noor. Jij bent niet zo. Doe....' Zegt hij en voor hij zijn zin af kan maken, schiet ik...

WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu