Hoofdstuk 15

234 17 0
                                    


Dagen gaan voorbij.

Het is een vroege ochtend. Ik hoor de vogels tjilpen. Het geluid van tjilpende vogels in de vroege ochtend brengt mij naar mijn jeugd.
Ik krijg een telefoontje in mijn handen gedrukt.
'Bel je broer en zeg dat hij zich rustig moet houden, dat het goed met je gaat en hij zich geen zorgen hoeft te maken.' Zegt 1 van de mannen.
Ik doe wat mij gezegd wordt. Normaal gesproken, ben ik er niet van om gecommandeerd te worden, maar in dit geval heb ik geen keus. De situatie moest niet nog meer escaleren. Ik ben zeer chagerijnig. Ik zit hier vast. Ik kan geen kant op. Ik weet dat mijn broer niet rustig kan blijven, maar ik moet hem wel overhalen om niks te doen.
Het ging niet alleen om mij of om Noor, maar ook om zijn kinderen en de rest van onze dierbaren.

Ik belde en zijn telefoon ging over.
'Hallo?' Hoor ik. 'Salaam broer, met Mounaim..' zeg ik.
'Mounaim! Nog even en ik zou gek worden! Waar ben je? Zeg me waar je bent, dan kom ik naar je toe.' Zegt hij
'Nee Majid, alles gaat goed komen in sha Allah. Vertrouw mij. Maak je niet druk! Zorg goed voor de kinderen. Ik kom binnenkort. We gaan dan samen een lange reis maken. We gaan er dan even tussenuit. Beloofd. Safi?' Zeg ik.
'Wollah Mounaim, het maakt mij kapot dat ik niet weet waar je bent. Geef een seintje als ik iets moet doen. Ik kan niet stil zitten.' Zegt hij.
'Nee, wollah broer, vertrouw me. Zorg ervoor dat de kinderen veilig zijn. De rest komt goed. Ik moet nu ophangen. Ik neem later contact met je op.' Zeg ik en hang op. Ik knik naar de man en dan verlaat de man de kamer.
Het voelt alsof ik in een graf leef.

Noor: Dagenlang ben ik bezig met Aisha. Ik ben in de keuken cupcakes aan het maken met haar. Ze is helemaal weg van mij en ik van haar.
'Heb jij kindjes?' Vraagt ze.
Even dwalen mijn gedachtes af. Ik voel aan mijn buik en probeer mijn tranen in te houden. Ik kijk haar aan en aai over haar haren.
'Nee, helaas nog niet, maar wie weet ooit in sha Allah!' Zeg ik.
'Wil jij mijn mama zijn?' Vraagt ze. Ik kijk haar even aan. Ik raak er stil van.
'Toen ik naar school ging, hadden alle kindjes mama's. Waarom heb ik geen mama?' Vraagt ze dan.
Wat pijnlijk om dit aan te horen. Ik weet even niet zo goed hoe ik hierop kan reageren.
'De cupcakes moeten niet aanbranden. Ik denk dat ze uit de oven mogen.' Zeg ik om het onderwerp te veranderen.

Even later ploffen we neer op de bank. We gaan nog een tekenfilmpje kijken en daarna moet Aisha al weer slapen. Ze poetst nog even haar tanden en trekt haar pyjama's aan. Ik vlecht haar haar en stop haar dan in bed. Ze omhelst mij en vraagt nogmaals: 'Wil jij mijn mama zijn?'. Ik geef haar een kus en zeg dat ze nu maar moet gaan slapen.
Ik verlaat haar kamer en ga naar de woonkamer.
Ali komt achter mij aan. Ik kijk hem niet aan. Het liefst ontwijk ik hem zo vaak mogelijk. Ik haat hem zo erg. Ik kan niet geloven dat Aisha zijn dochter is.
'Ik hoorde jullie praten..' Zegt hij. Ik kijk hem nog steeds niet aan. Ik kan nog steeds zijn stem niet uitstaan, laat staan hem aankijken.
'Het doet mij pijn, mijn dochter zo te horen praten. Al zou je denken dat ik gevoelloos ben, maar ik ben ook een mens. Ik ben geen robot, ik heb ook gevoelens.' Zegt hij. Het interesseert mij vrij weinig wat hij te zeggen heeft. Voor mij is en blijft hij een monster.
'Ik heb jou zoveel aangedaan, maar jij hebt mij in 1 week tijd de gelukkigste persoon op aarde gemaakt. Ik heb nooit zoveel tijd en energie in mijn dochter gestoken als dat jij dat hebt gedaan in 1 week tijd. Ik ben jou zo dankbaar.' Zegt hij.

Ik kijk hem met haat aan en zeg: 'Niet iedereen is als jij.' En dan sta ik op om weg te lopen. Hij staat ook op en pakt mij bij mijn arm.
'Blijf aub. Ik heb er behoefte aan om even te praten. Wollah, je haat mij misschien, maar het leven heeft mij zo gemaakt. Ik praat het niet goed wat ik allemaal heb gedaan, maar overal is een reden voor. Ik heb gehuild toen ik Aisha hoorde vragen of jij haar moeder wilt worden.' Zegt hij en ik zie dat hij tranen in zijn ogen krijgt. Het deed mij letterlijk niks. Een slecht verleden is geen reden om een slecht mens te worden.
'Haar moeder is bij haar geboorte overleden...' Zegt hij en met zijn handen in zijn gezicht begint hij te huilen. Dan kijkt hij mij aan en zegt: 'Verlaat ons aub nooit, ik zal het nooit toelaten dat je ons zal verlaten.' Zegt hij. Het doet mij ergens wel pijn wat hij nu zegt, maar ik probeer me sterk te houden.
'Waar heb je het over? Denk je dat ik mijn leven ga opofferen voor jou? Denk je dat nou echt?' Vraag ik.

WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu