Hoofdstuk 32

284 13 8
                                    


Alleen god weet hoe snel ik naar het ziekenhuis ben gegaan. Elke stap was een diepe steek in mijn hart. Elke stap betekende dat ik dichter bij mijn grootste angst kwam.

Voor het ziekenhuis zie ik Majjid staan bellen. Hij schreeuwt zo wat alles bij elkaar.
'Ik zweer het op alles als die klootzak nog ooit wat probeert uit te halen bij mijn geliefden, ik steek heel zijn familie in brand. Geef dit maar door aan hem. Genoeg is genoeg.' Majjid schreeuwt de woorden eruit. Ik vraag me af wat er nu weer is, maar loop stilletjes door naar de ingang van het ziekenhuis. Ik hoor hem zijn stem verheffen tot een nog niet gekende hoogte.
Ik wil niks meer horen. Niet op dit moment. Ik vraag aan de balie naar de kamer van Mounaim. Ik krijg het door en met trillende benen loop ik verder. De lift stap ik in met een diepe zucht. Als Mounaim mij loslaat, is het leven voor mij ook voorbij. Aangekomen bij de deur blijf ik nog even stil staan. Mijn moed verzamel ik en loop naar de ingang van zijn kamer. Moeilijke dagen staan ons op te wachten. Even blijf ik nog van afstand kijken naar Mounaim. Ik probeer mij groot te houden en niet huilen. Dan zet ik stappen richting hem. Langzaam kom ik aan bij zijn bed, kijk hem aan. Zijn ogen zijn gesloten. Wanneer ik zijn hand vast pak, opent hij zijn ogen en kijkt me aan. Meteen krijgt hij een glimlach. Het verwarmt mijn hart. Zachtjes begin ik te huilen.
'Sorry.. Ik zou niet huilen, maar Mounaim...'
Meteen onderbreekt hij me: 'Niet huilen. Ik ben bij je. Ik laat je niet in de steek.'
Achter me hoor ik de deur dichtgaan. Meteen draai ik me verschrikt om. Het is Majjid.

'Mijn sterke broertje, ben je klaar voor de operatie?'
'Huh, operatie? Wat? Wanneer?' Vraag ik verbaasd.
'Morgen insha Allah, maar nu moet Mounaim een beetje rusten. Kom.' Antwoordt hij.
'Nee, ik kan hem hier niet alleen laten in deze koude kamer.' Zeg ik.
'Noor, kom nou maar.' Zegt hij en wenkt dat ik mee moet.
Ik haal nogmaals een diepe zucht en loop met hem mee.
'Noor, deze brief heeft Mounaim vannacht voor jou geschreven. Hij heeft mij gevraagd deze aan jou te geven. Je mag het lezen tijdens de operatie..'
Ik vrees het ergste.
'Zitten er risico's aan de operatie?' Vraag ik terwijl de tranen opnieuw rollen over mijn wangen.
'Ja. Dit is zijn enige kans. Mocht het slagen, dan hebben wij zeer geluk.' Zegt hij en loopt weg met grote stappen.
Mijn telefoon begint te trillen. Het is tante Khadija. Meteen neem ik op.
'Tante! Oh tante. Gaat alles goed met je? Ik heb je zo erg gemist. Ik heb je zo hard nodig.' Zeg ik huilend.
'Niet huilen meisje. Ik heb goed nieuws voor jou.' Zegt ze.
Even besef ik dat het allemaal ook niet mee zit met haar en probeer me opnieuw groot te houden.
'Vertel tante. Ik luister.' Zeg ik.
'Ik heb een huis aangeboden gekregen. Je kan met mij samen wonen!' Ik hoor het geluk letterlijk in haar stem. Er valt even een kille stilte. Tuurlijk ben ik blij voor haar, maar ik ben een getrouwde vrouw nu en ik hoor bij mijn man.
'Tante, ik ben zo blij voor je. Ik heb je nog veel te vertellen. Ik ben getrouwd met Mounaim. Sorry, dat ik het je niet verteld heb. Er kwamen allerlei dingen tussen.' Zeg ik snel.
'Aaah habiba! Mabrouk lieverd. Allah ykemel bel ghayr.' Ze wenst mij veel geluk en een gezegend huwelijk.
'Ja, tante we hebben veel te praten.'
'Lieverd, je klinkt zo sip.'
'Ja, als je eens wist tante. Mohiem we praten nog wel. Laat me weten als ik iets voor je kan betekenen.' Zeg ik.
'Weet je lieverd, ik kom naar jou toe.'
Ik wil het zo graag. Ik wil zo graag dat ze naar me toe komt. Ik heb haar zo hard nodig, maar hoe moet ik haar verwelkomen?
'Dat is te veel moeite voor jou. Ik kom wel naar jou toe binnenkort.'
'Nee, nee. Lieverd, over welke moeit heb jij het? Ik kom naar jou toe. Hoe dan ook. Stuur me je locatie.' Vraagt ze. Ik kan mijn tranen niet bedwingen. Ze hoort me snikken.
'Schat? Gaat alles goed? Hoe dan ook, ik kom naar je toe.' Zegt ze. Hoe hard ik het ook wil dat ze bij mij is, ik wil niet dat ze me weer zo ziet. Helemaal kapot. Als ze me zou zien, zou ze denken dat ik weken niet heb geslapen en heb gegeten.
'Noor? Hallo? Ik kom hoor. Stuur me je locatie. Ik hoor aan je dat het niet zo best met je gaat.' Zegt ze.
'Safi tante. Ik stuur je mijn locatie. Laat me weten hoe laat en wanneer je vertrekt en hier bent.'
'Ik kom morgen lieverd. Ik app je nog wel. Beslama en kus.' Zegt ze en hangt op.
Ik loop terug naar de kamer van Mounaim. Eigenlijk zou ik nu naar het hotel moeten om wat spullen voor Mounaim te halen. Echter blijf ik nu liever bij hem. Stevig pak ik zijn handen vast.
'We komen hier doorheen. Ik beloof het je. Ik zal je in alle moeilijke tijden bijstaan en je steunen.' Zeg ik, terwijl ik zijn hand kus.

WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu