Hoofdstuk 24

224 20 0
                                    



Zoveel vragen krioelden door mijn hoofd. Wat wilde de advocaat mij vertellen? Het leek mij beter  en verstandiger om de komende dagen thuis te blijven. Veilig is het zeker nog steeds niet voor mij. De man die me achtervolgde. De advocaat die naar mij zou komen, maar werd aangereden. Mounaim die niet opneemt. Ali die vast zit. Alles zit me zo dwars. Ik heb niet eens meer kracht om naar buiten te gaan. Eigenlijk zou ik naar de gemeente moeten om een uitkering aan te vragen, maar ik bouwde op het geld dat op de bankpas staat.

Ik open mijn laptop en check mijn mailbox. Ik scroll door. Altijd die stomme reclames. Nouja stom? Nu ik geen geld te besteden heb, vind ik ze stom. Vol enthousiasme open ik een aantal mails van bedrijven waar ik heb gesolliciteerd. Afwijzing na afwijzing. Tot ik één tegenkom die mij uitnodigt voor een gesprek. Volgende week donderdag? Perfect. Ik reageer meteen dat het mij ook uitkomt. Ik wil film kijken en check welke films er op internet staan. Ik heb nu een nieuw nummer, dus als Mounaim me zou willen bereiken, dan lukt het hem niet. Ik besef dat ik daar aan de kant heel erg spijt van heb, maar aan de andere kant is het beter zo. Ik veroorzaak alleen maar ellende voor anderen. Dit is op dit moment mijn mindset.

Mounaim: Ook hier gaan de dagen traag voorbij. Opnieuw krijg ik een sms van Mustafa. Shit! Ik ben helemaal vergeten dat ik hem nog zou bellen. Meteen bel ik het nummer waarmee hij heeft gesmst.
Hij neemt op: 'Broer, ik wacht al dagen man. Waar ben je?'. Dit is het eerste wat hij zegt.
'In Amerika, sorry man bro. Jij smste toen ik in het vliegtuig zat en achteraf is het me helemaal ontgaan. Lang geleden, hoe gaat het?' Zeg ik.
'Goed man broer. Er is allemaal chaos gaande.' Zegt hij.
'Huh, wat dan?' Vraag ik.
'Ali is opgepakt broer. Noor en die dochter van Ali ik weet niet waar ze zijn. Ze zou naar haar tante gaan en daarna heb ik niks meer vernomen. Maar je weet zelf broer, ik heb afstand genomen van dit allemaal. Ali vroeg mij laatst of ik het wilde opnemen allemaal voor Noor en zijn dochter. Ik heb ze uit huis gehaald en verder kan ik niks doen. Ik dacht misschien weet jij meer of kan je iets doen. Hij heeft weinig mensen nog om zich heen om te vertrouwen.' Zegt hij.
'Meen je dit nou? Wollah je weet onze situatie ook. Onze paden zijn al lange tijd gescheiden. Ik heb niks meer met Ali of de rest te maken.' Zeg ik.
'Ewa broer, kijk maar. Ik dacht ik geef het toch even door. Ik kan niet weten wat er precies tussen jullie allemaal heeft gespeeld. Ik spreek je later, thalla.' Zegt Mustafa.

Mustafa was een hele goede vriend van mij, maar ook die van Ali. Hij nam afstand toen hij een keer in zijn arm werd geschoten en een zenuw beschadigde. Af en toe hield hij wel nog contact met Ali. Dat weet ik nog wel. Vandaar dat ik liever meer afstand nam van hem.
Ik zit in een dillema. Ik weet niet meer of ik Noor moet bellen of niet. Pff, ze koos voor hem. Ik kan het niet vergeten. Ik wil het niet geloven, maar mijn zus bevestigde haar geluk. Ik zit op het balkon. Mijn vriend komt erbij zitten.
'Wat is er? Je ziet er niet goed uit.' Zegt hij.
'Niks man bro.' Zeg ik, terwijl ik de situatie verder wel begin uit te leggen. Hij kijkt me moeilijk aan.
'Broer, ben je gek ofzo? Bel haar bel. Je weet toch dat Ali sneaky is en haar sowieso bedreigd heeft?' Zegt hij.
'Nee bro, ze was gelukkig. M'n zus gaat daar niet over liegen.' Antwoord ik terug.
'Heb je nou nog niet geleerd niemand te vertrouwen? Yallah zied, bel haar.' Zegt hij.
Hij heeft gelijk. Ik zet mijn trots aan de kant en bel haar op. Voicemail. Haar nummer is niet meer in gebruik.
'Teringzooi.' Zeg ik terwijl ik mijn telefoon op de grond gooi. 'Ze heeft een nieuw nummer.' Zeg ik geirriteerd.
Tuurlijk gaat ze een nieuw nummer nemen. Ze heeft niemand meer, ze kan niks meer en ik was de enige persoon die ze nog kon vertrouwen. Wat ben ik dom zeg.

Noor: Ik zit al twee dagen in mijn hotelkamer. Films na films bekijk ik. Ik verveel me zo erg. Opnieuw wordt er gebeld naar de telefoon in mijn kamer. Er wordt gezegd dat beneden een man voor me staat, maar dat de man niet wil zeggen wie hij is.
'Aub, laat hem niet naar boven komen wie het ook is.' Zeg ik angstig. Ik krijg er weer zweet van op mijn voorhoofd. 'Laat mij weten als hij weg is.' Zeg ik.
Twee minuten later word ik weer gebeld naar de telefoon. 'Hij is weg hoor.' Zegt de man.
Ik ben opgelucht. Ik loop naar beneden naar de receptie en vraag of ik camerabeelden mag zien. Na een discussie loop ik weer terug naar boven. Wegens de wet op de privacy willen ze het niet laten zien. Wat een bullshit, denk ik.
Niks aan te doen. Ik verveel me. Ik wil naar buiten, maar ik kan niet gaan. Mijn locatie schijnt zo makkelijk te achterhalen te zijn. Ik moet en wil toch even naar buiten om frisse lucht te krijgen. Zo koppig ben ik. Ik doe een hoed op en een zonnebril en loop dan mijn hotelkamer uit. Ik loop naar buiten. Heerlijk weer is het. Perfect om te wandelen. Ik loop richting de bushalte. Plots komt iemand van achter en pakt mijn arm beet vast. Onder zijn jas heeft hij een pistool.
'Waag het niet om te schreeuwen of wat dan ook. Wollah, ik schiet je ter plekke kapot. Loop mee naar de zwarte auto daar..' Zegt hij.
Ik kijk hem aan met grote ogen. Hij was dus de man! Niet te geloven. Ik had beter binnen kunnen blijven...

WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu