Hoofdstuk 21

256 14 0
                                    


-Noor: Ik zie Mounaim richting ons lopen. Nee.. Waar is hij mee bezig? Ik ben zo erg bang dat dit uit de hand zal lopen. Ik had nooit geweten dat ik hem ooit nog zou zien. Ik hoopte zo graag dat ik hem nog één laatste keer zou zien, maar niet op deze manier.. Ik weet even niet zo goed, hoe ik me moet gedragen. Hij komt met grote snelle stappen richting ons. Hij kijkt mij diep in mijn ogen aan. Ik zie de woede in zijn ogen.
'Noor! Wat is hier aan de hand? Vertel mij aub de waarheid! Wat doe je met deze man? Kom, sta op. Je gaat met mij mee!' Zegt hij met een trillende stem.
Ali geeft mij een blik en een seintje dat hij hem afmaakt. Ik heb zijn boodschap meteen begrepen.
'Ik ga nergens met je heen..' Zeg ik met pijn in mijn hart terwijl ik hem niet eens meer kan aankijken. Dan komt hij dichterbij mij staan en tilt mijn gezicht op richting zijn gezicht. Dan staat ook Ali op.
'Noor, zo kan je niet zijn. Je bent mij op z'n minst een uitleg schuldig.' Zegt hij.
'Je ziet het, toch? Alles is duidelijk, toch? Duidelijker kan niet of wel?! Ga hier weg Mounaim.' Zeg ik terwijl ik al mijn tranen inhoud.
'Hoe kan je ons dit aan doen? Je zit hier met deze vent terwijl hij ons zoveel heeft aangedaan.' Zegt hij.
'Het kan dus.... Alles kan in dit leven.. Verwacht het onverwachte. Ga hier aub weg Mounaim en kom nooit meer op mijn pad.' Zeg ik.
'Weet je dat zeker, Noor?' Vraagt hij nog de laatste keer. Ik zie het verdriet, de woede en de tranen in zijn ogen. Dat doet mij meer pijn dan hoe de situatie nu is. Even ben ik stil.
'Praat dan. Geef hem zijn antwoord' Zegt Ali. Wat een gemeen persoon is hij. Wat een flikker is hij. Ik zal hem nooit meer kunnen vertrouwen. Eens een slecht mens, altijd een slecht mens. Ik zou er nooit meer nog een keer in trappen dat mensen kunnen veranderen. Er kwam geen woord meer uit mijn mond. Ik bleef staren naar de tafel.
'Zeg iets, Noor. Bedreigt deze man jou? Zeg iets. Wollah ik verlos jou van hem!' Zegt Mounaim.
Ik kon deze oorlog niet opnieuw laten beginnen. Iedereen heeft genoeg geleden.
'Ik weet het zeker, Mounaim.' Zeg ik terwijl ik nog steeds naar de tafel kijk. Mounaim loopt weg.

Zodra hij weg is, begin ik te huilen.
'Je hebt ons kapot gemaakt! Ik haat je!' Zeg ik tegen Ali en sta ook op. Ik ga naar het toilet. Ik begin kei hard te huilen en te praten tegen mezelf.
'Dit is niet wat ik wilde. Dit verdien ik niet. Ik wil niet meer leven.' Zeg ik huilend.
Dan hoor ik iemand een wc doorspoelen en komt er iemand uit één van de wc's. Ik had niet eens door dat er iemand was. De vrouw kijkt mij verbaasd aan. Ik herken haar gezicht. Dit is de vrouw die ik jaren geleden uit het huis van Mounaim zag komen met een kind naast haar. Oh mijn god! Het is zijn zus. Zijn zus was de aller beste vriendin van Nouhaila (de overleden vrouw van Mounaim). Ik kijk haar geschrokken aan. Zij kijkt mij terug aan met een vieze blik. Ze heeft alles gehoord, ik weet het zeker. Ik veeg mijn tranen weg en verlaat de toiletten meteen.

Ik zie dat Ali al heeft afgerekend. Ik loop naar hem en Aicha toe. Aicha pakt mijn hand vast en kijkt mij aan.
'Wie was die meneer?' Vraagt ze dan. Ik antwoord niet. Het is de eerste keer dat ik haar hand niet wil vasthouden en niet wil antwoorden op haar. Vraag het je vader, denk ik bij mezelf. Ik loop alvast richting de auto. Ali en Aicha komen ook aangelopen. Ik sta echt op het punt om te schreeuwen om hulp.
Ik kan me niet voorstellen hoe Mounaim zich wel niet zal voelen. Nooit zou ik hem dit aan willen doen. Zouden wij ooit nog bij elkaar komen? Nee, na wat er vandaag is gebeurd, geloof ik er niet meer in.
'Hier, ben je nu gelukkig? Ik zweer het je Ali, als je mij mijn vrijheid niet terug geeft, dan vervalt onze afspraak. Ik ben de enige die me aan m'n woord houd, maar jij hebt al je eigen regels gemaakt. Je houdt je niet aan je woord. Jij bent niet de man van je woorden. Je bent een oplichter.' Zeg ik. Ik zal hem elke dag opnieuw vernederen met mijn woorden. Hij koos hier zelf voor.
'Vanaf nu zal ik op je dochter passen, maar niet als voorheen. Ik zal op haar passen zonder liefde. Ik zie het nu gewoon als mijn werk en zal me gedragen als ieder ander oppas.' Zeg ik.
Ik ben woest. Ik ben zo woest, erger dan dit kan echt niet.

Bij Ali thuis aangekomen, geef ik aan dat ik met hem wil praten.
'Ewa, begin snel te praten, want ik moet gaan.' Zegt hij. Het wordt heet onder zijn voeten. Hij beseft dat ik hem niet alleen wil vernederen, maar dat ik ook echt serieus ben met alles wat ik zeg.
'Ik zou afstand nemen van Mounaim. Ik zou in de ochtend hier komen en in de avond zou ik vrij zijn.' Zeg ik. 'Maar wat krijg ik er voor terug? Niet eens een beetje waardering of respect.' Zeg ik.
'Is goed. Je hebt gelijk, maar weet wel dat ik je continu in de gaten zal houden.' Zegt hij.
'Nee, je weet dat ik niks verkeerds zal doen!' Zeg ik.
'Jij misschien niet, maar anderen wel.' Zegt hij terwijl hij een sigaret opsteekt.

WraakWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu