36

2.5K 118 5
                                    


Terwijl ik probeer mijn hoofd weer rustig te houden en geen beelden meer te zien, wrijft Newt langzaam met zijn hand over mijn rug. Ik weet dat hij wil weten wat ik allemaal gezien heb, maar ik kan het nog niet goed verwoorden. Ik ben verward door al die beelden. De Verandering heb ik toch al doorgemaakt? Waarom blijf ik nu dan nog steeds beelden zien? Newt heeft geprobeerd om te vragen wat ik toch steeds zie, maar ik heb nog niet geantwoord. Wat als hij me ook begint te wantrouwen?

'Ik moet met Thomas praten,' zeg ik terwijl ik opspring. Ik zie hem alleen zitten, een stuk of twintig meter hier vandaan. Hij lijkt ook na te denken. 'Oké.. wil je dat ik erbij ben?' Ik kijk Newt aan. 'Ehm.. ik zou het liever alleen doen. Oké?' Hij knikt en staat op. 'Tuurlijk.' Hij loopt al weg, maar ik hou hem tegen. 'Hé, je bent toch niet boos, hè?' vraag ik onzeker. Hij haalt zijn schouders op. 'Natuurlijk niet.' Ik betwijfel het. 'Het heeft niks met jou te maken, maar jij wil toch ook wel eens iemand alleen spreken?' Daar reageert hij niet op.

'Vertrouw je me soms niet?' Ik kijk hem fronsend aan. 'Natuurlijk wel. Waarom denk je van niet?' Maar zodra ik het al gezegd heb, weet ik het al. 'Oh, ik weet het niet hoor. Misschien omdat je dingen ziet en het niet tegen me wil zeggen?' zegt hij cynisch. Hij slaat zijn armen over elkaar. 'Zie je soms dingen van mij die je niet aanstaan?' Ik kijk hem ongelovig aan. 'Nee. Waarom zou ik-' 'Weet je, laat maar,' onderbreekt hij me. Dan loopt hij weg.

Ik zucht. 'Newt..' Maar hij reageert niet en loopt naar de werkgroep. Ik zucht nog een keer. Fijn, nu is hij ook nog eens boos op me. Hij heeft wel gelijk. Omdat ik hem niet vertel wat ik allemaal gezien heb, denkt hij dat ik hem niet vertrouw. Hij heeft gelijk dat hij boos op me is. Ik vertrouw hem wel, ik ben alleen bang dat híj míj wantrouwt als ik het hem vertel.

Ik kijk naar de houten bouwvallen. In één van die huisjes ligt Teresa. Nadat ze riep dat alles ging veranderen, zakte ze weg en werd ze niet meer wakker. Haar borstkas ging nog wel op en neer, dus ze haalt nog wel adem. Ik hoorde een paar jongens zeggen dat ze in coma ligt. Wanneer zou ze wakker worden? En wat hebben de beelden die ik heb gezien met haar te maken?

Ik kijk nog even naar Newt, die ik schuldbewust naar de grond zie kijken. Zou hij spijt hebben van wat hij tegen me gezegd heeft? Ik was ook niet echt fijn bezig. Ik zal straks wel tegen hem zeggen dat het me spijt. Maar nu moet ik eerst met Thomas praten. Ik loop naar hem toe en haal hem uit zijn gedachte. 'Hé.' Hij schrikt op en kijkt me aan. 'Oh, hey.' Ik ga naast hem zitten. 'Vragen we tegenwoordig niet meer of we naast iemand mogen zitten?' Zijn mondhoeken krullen omhoog. De mijne ook. 'Ik kan me niet herinneren dat jij dat ooit gedaan hebt.' Hij haalt zijn schouders op.

'Maar ik kan me wel iets anders van je herinneren,' zeg ik dan. Hij kijkt nieuwsgierig op. 'Ja?' Ik knik. 'Ja.' Ik vraag me af hoe ik het moet brengen, maar dan zeg ik toch maar gewoon: 'Deze trui, die jij me hebt gegeven, heb ik al eens eerder van je gehad.' Hij kijkt me verward aan. 'Hoe bedoel je?' Ik kijk naar mijn trui. 'Er komen steeds beelden in me op. Niet alleen tijdens de Verandering, maar nu nog steeds.' Ik zie Thomas vanuit mijn ooghoek knikken. 'Je hebt me tijdens de Verandering voor het eerst gezien.' Ik knik. 'Dat hoor ik wel vaker. Gally zei het ook al. En Alby..'

Ik kijk Thomas aan. 'Weet je wat ik denk?' Hij kijkt me afwachtend aan. 'Nou?' Ik zeg het maar gewoon. 'Ik denk dat jij en het nieuwe meisje iets met hen te maken hebben. Met de Scheppers. En ik ook, in een bepaald opzicht. Ik zie steeds van die beelden.. waar ik in een bed lig en mijn vader smeek om het niet te doen. Maar ik kan zijn gezicht niet zien.' Thomas kijkt verward. 'Wacht, het nieuwe meisje?' Ik zie weer iets in zijn ogen. Herkenning? Ik knik. 'Ja. En ik heb het idee dat de naam 'Teresa' bij haar past. Ik heb haar gezien, samen met jou. Jullie waren.. iets aan het ontwerpen.'

'Iets?' vraagt Thomas fronsend. 'Muren,' fluister ik. Zijn ogen flitsen naar de muren om ons heen en dan weer naar mij. 'Zou het kunnen dat..' begint hij, maar dan zegt hij niks meer. 'Weet je het zeker?' Ik knik. 'Ja. Ik heb ook sterk het gevoel dat we elkaar al kenden voor we hier kwamen. En dat jij het nieuwe meisje ook kende. Maar ik heb het tegen niemand verteld.' Thomas kijkt naar de werkgroep. 'Ook niet tegen Newt?' Ik kijk even naar Newt, die op dat moment zijn blik afwendt. Houdt hij ons in de gaten? Dan kijk ik Thomas weer aan. 'Nee, ook niet. Ik wilde eerst met jou praten.'

Thomas kijkt bedenkelijk voor zich uit. 'Oké, dus wij kennen elkaar al. Maar waarvan? Je zegt dat je mij en.. Teresa hebt gezien. Maar wat deed jij dan?' Op het moment dat hij het vraagt, zie ik het beeld voor me. 'Ik.. liep langs. Nou ja, ik werd vastgehouden en een soort van gedwongen om langs te lopen.' Eerst zag ik gezichten, maar nu zie ik die helemaal niet meer. 'Hè? Maar net zeg je dat je me kende.' Ik knik. 'Ja, je bent op mijn verjaardag geweest.' Ik besef hoe raar het klinkt en we barsten allebei ineens in lachen uit. Maar het is geen vrolijke lach.

'Dus wij kennen elkaar. En we kennen het nieuwe meisje. Jij hebt ons muren zien ontwerpen. En verder..' Ik zucht. 'Verder niks, eigenlijk.' We kijken allebei bedenkelijk voor ons uit. 'Laten we wachten totdat Teresa wakker wordt,' stelt Thomas dan voor. 'Misschien schiet je nog meer te binnen. En misschien weet zij wel het een en ander.' Ik knik. Ik voel aan alles dat ons gesprek nu afgelopen is. 'Moet je nu niet naar je vriendje toe?' vraagt Thomas met lichtelijk opgetrokken mondhoeken. Ik werp een blik naar achteren. 'Ik weet het niet.'

'Mag ik, Thomas, je vroegere beste vriend, je raad geven?' zegt hij terwijl hij een vriendschappelijke arm om me heenslaat. Ik begin te grijnzen. 'Hé, ik zei dat je op mijn verjaardag was. Niet dat we beste vrienden waren.' Hij grijnst ook. 'Nu even serieus, je moet het Newt gewoon vertellen. We weten nog helemaal niet wat het allemaal betekent, maar die jongen verdient het gewoon dat je eerlijk tegen hem bent. Hij zou je heus niet zo snel wantrouwen.' Ik hoop het maar. 'Misschien heb je gelijk.' Op het moment dat ik dat zeg, krijg ik weer hoofdpijn. 'Misschien? Ik heb altijd gelijk.' Ik zie hem dat zeggen op een plek die niet hier is. Maar ik zeg er maar niks over en we blijven gewoon voor ons uitstaren.


The Maze RunnerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu