hf 22.

365 16 8
                                    

Het is hier donker, koud en eng. Vroeger slaapte ik altijd met een klein lampje aan. Maarja, iedereen word groter. Hou ouder je word hoe meer problemen, ik wil gewoon weer jong zijn. Alles was beter toen ik klein was. Ik denk aan de vrouw, haar naam weet ik nog steeds niet. Zou ze al klaar zijn met douche? Zou ze me zoeken? Zou ze me veraden? Ik hoor voetstappen, er klopt iemand op de deur. Iemand zegt: rustig maar, ik ben het. Ik herken de stem, het is de man van de balie. Hij zegt: de politie uit België is onderweg, uit Nederland ook. Misschien is je moeder mee. Dankuwel, zeg ik. Ik ben blij, ze zijn onderweg. De man zegt: ik ga alvast buiten staan, blijf jij maar hier binnen. De man loopt naar buiten. Het is hier stil, opeens hoor ik allemaal voetstappen. Ik spits mijn oren, net alsof ik een haas ben en weg ren voor mijn vijand. Ik denk dat de vrouw aan het rennen is, aan het vluchten voor de vijand. Een paar minuten later word er op mijn deur geklopt, steeds harder. Ik blijf stil. Iemand zegt: doe onmiddellijk die deur open! Hij blijft maar kloppen. Van kloppen gaat het over op beuken. Ik hoor aan hoe die zijn stappen zet, dat die een aanloop gaat nemen om tegen de deur te beuken. Wanneer hij op het punt staat om te beuken, draai ik snel het slot open, en doe de deur open. Hij valt in de deur opening, hij ligt op de grond. Ik richt mij pistool op hem, twijfel even of ik dit moet doen, en ik haal de trekker over. Marcel is dood, door mij. Philip staat nu achter de balie. Hij heeft geen pistool of iets dergelijks, hij rent weg. Ik loop ook naar buiten, naar de man van de balie. De politie komt er aan, ik hoor allemaal sirenes.

ontvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu