Ik ben al een tijdje wakker. Mijn maag knort, ik heb honger. Ik stap uit mijn bed, hopelijk met mijn goede been. Ik doe mijn sloffen aan, en loop mijn kamer uit. Dan loop ik op de trap naar beneden. Zoals ik al verwacht had zitten mijn ouders op de bank. Mijn vader zegt: Michelle, er is een man opgepakt. Zijn naam wilt die niet zeggen. Ze hebben gevraagd of je vandaag kan komen kijken of je de man herkent. Ik knik. Ik ben bang om 1 van de daders onder ogen te komen. Bang dat het opnieuw gebeurd. Mijn moeder ziet dat ik voor me uit aan het staren ben, ze zegt: schatje, als je ergens mee zit kan je erover praten he, dat weet je toch wijfie. En er kan niks gebeuren, hier bij ons ben je veilig schat! Ze zegt het alsof ze mijn gedachten kan lezen. Ik omhels mijn ouders, het geeft mij een gerust gevoel. Ik maak wat eten en drink een kopje thee. Dan loop ik weer naar boven, en ga in me bed liggen. Ik zou zo graag alles over Ruben willen weten. Misschien zie ik hem wel nooit meer. Ookal was ik ontvoerd, het was wel leuk om bij Ruben te zijn, het gaf een fijn gevoel zelfs. Ik word gek van alle gedachtes die rondspoken door mijn hoofd. Kon ik op alles maar antwoorden hebben, maar dat gaat niet zomaar, helaas niet nee.
Mijn ouders roepen van beneden: michel het is tijd om te gaan, dus kom je mop. Waarnaartoe? Vraag ik. Zelf weet ik al te best waar we naar toe gaan. Ik ben gewoon bang. Ik loop langzaam de trap af. Als ik de tijd verder kon spoelen had ik dat nu gedaan. Dat straks iemand daar staat die mij heeft ontvoerd, ik krijg er een misselijk gevoel van. Ik ben beneden, eet nog even snel een krentenbol. Dan doe ik mijn schoenen en mijn jas aan, en dan gaan we.
We zitten in de auto, ik kijk uit het raam. De regen tikt op het dak van de auto, wat een rustgevend geluid. Ik ben zenuwachtig voor wat er gaat komen. In het diepste gedeelte in mijn hoofd zit één gedachte: dat het ook Ruben kan zijn. Ik hoop het zo erg, ookal is hij zonder mij weggegaan. Of hij nou bij de bende hoort die mij ontvoerd hebben. Het maakt mij allemaal niet meer uit. Één ding weet ik zeker, dat ik van Ruben hou, zielsveel zelfs. Elke dag dat ik niet bij hem ben ga ik hem steeds meer missen. Maar Ruben zal er nooit zijn. Als hij echt van me houdt was hij nooit weggegaan. We zitten nog steeds in de auto, omdat niemand praat lijkt het of het wel uren duurt. Het is inmiddels al gestopt met regenen, en langzaam komt de zon door de wolken heen. We rijden op de snelweg. Ik hoor sirenes, van politie auto's en ambulance's. Ze rijden rechtdoor en wij rijden de snelweg af. Steeds als ik sirenes hoor moet ik aan de hele situatie denken. Ik denk dat ik nog jaren trauma krijg, helaas. Moet ik mijn ouders ooit nog over Ruben vertellen? Zou hij nu veilig thuis zijn? Ik hoop het wel.
We zijn bij het politie bureau aangekomen. Het gebouw is best wel groot, het is van bruine stenen gemaakt. Ik denk dat het gebouw ongeveer 100 meter hoog is. Best wel veel verdiepingen denk ik. Ik hoop dat ze een lift hebben, ik heb geen zin om al die trappen op te lopen. Mijn vader parkeert de auto, we stappen uit en lopen door de draaideuren van het gebouw in.
JE LEEST
ontvoerd
HorrorDit boek gaat over een meisje genaamd Michelle. Als ze over straat richting haar huis loopt, stopt er een auto naast haar. Een vrouw vraagt naar haar de weg naar het bos. Michelle legt het uit. De vrouw kan het niet in haar hoofd onthouden, Michelle...