Hoofdstuk 33 de verhuizing

183 6 0
                                    

Mijn ouders en ik zaten in de auto. de spullen hebben we in de bus van de politie gezet. Daar gaan we dan, ergens naartoe waar we helemaal niet willen zijn. Mijn leven zal doelloos worden, want ik mag ook niet meer naar school. Ik zou een saai en een koud leven gaan leiden. Ik moet het accepteren.

We zijn de politie bus aan het volgen naar het hotel. Ik hoor de vogels fluiten, een mooi geluid. Het is ongeveer 2 uurtjes rijden naar het hotel, ik hoop niet dat het helemaal in the middle of now where is, gewoon in een rustig dorpje of zo iets.

De auto stopt voor een stoplicht, ik was even in slaap gevallen. Zijn we er al bijna? Mijn vader zegt: nog 10 minuutjes. Ik kijk naar buiten, ik zie allemaal de weilanden, o nee he, denk ik.

We rijden nu langs een klein dorpje, in het midden staat een modern hotel. Mijn vader stopt de auto en kijkt even uit het raam naar het hotel. Hij zegt: hier moet het zijn! Hij zet de auto op de parkeerplaats en stapt uit.

We zijn allemaal uitgestapt. De politie is inmiddels weg gegaan. Mijn moeder zegt: laten we eerst gaan in checken en daarna alles uitladen. Mijn vader en ik gaan daar mee akkoord en we lopen naar binnen.

We staan binnen voor een balie. Ik kijk om me heen. Er staan allemaal stoelen en tafels, zo te zien kan je hier ontbijten. Er zijn ook foldertjes.

Er komt een man aangelopen, maakt het deurtje van de balie open en gaat er achter staan. Hij zegt: kan ik jullie helpen? Mijn ouders zijn met hem aan het praten, geven wat gegevens door en uiteindelijk geeft de man de sleutel en wat papieren.

ontvoerdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu