Hoofdstuk 29

20.1K 693 134
                                    

Jasper zijn handen glijden naar mijn armen, en verder naar mijn rug.
Mijn armen sla ik om zijn nek.

Zijn lippen, zo zacht, zo intens.
Ik wil voor eeuwig in dit moment blijven.

Jasper zijn handen die me stevig vasthouden.

Onze lippen die samen één worden.

Ik vergeet alles om me heen.
Het enigste waar ik aan denk is: Jasper, Jasper, Jasper.

Ik ga met mijn handen door zijn haar en hij trekt me dichter naar zich toe.

Zijn lippen voelen als een bloem, zo zacht en teder.

Als Jasper met zij tong toestemming vraagt door lichtjes over mijn lip te gaan, sta ik het onmiddellijk toe.

Het verlangen, is zo groot.

Het enigste wat ik wil is hem.
Jasper.

De kus word intenser en onze tongen dansen de allegro van Beethoven zijn symfonie vijf.

Ik sta dichter bij Jasper dan ik ooit heb gedaan zonder hem te willen slaan.

Het valt niet meer te ontkennen, ik ben verloren.

Ik heb het spel verloren.

Jasper heeft gewonnen.

Mijn hart is verloren aan hem.

Jasper zijn handen zakken verder naar onder tot net boven mijn kont.
Ik vind het zelfs niet erg.

Ik vraag me af wat er mis is met mij.

Heeft hij iets in mijn drinken gedaan?

Of misschien is hij een tovenaar en zit hij eigenlijk op Zweinstein.
Dat zou al veel verklaren.

Toch laat ik mijn gedachten niet mijn wil beïnvloeden.

Bij Jasper zijn en hem voor eeuwig kussen.

Het voelt ook als een eeuwigheid tot hij me los laat.

Hij ademt zwaar en kijkt me geschokt aan.

'Jasper, ik-' 

Hou van je.
Het heeft geen zin meer, want Jasper is al weg.

P.O.V. Jasper

Ik neem een teug van mijn sigaret.
Ik ben al een heel stuk gekalmeerd door die dingen.
Mijn hart klopt nog steeds aan 200 per uur.

Lena.
Zij is de oorzaak.
Door haar ben ik zonder na te denken de school uit gehold en in mijn auto gesprongen.
Ik sta nu ergens aan de buitenkant van de stad op een parking van een of andere supermarkt.
Ze zeggen dat je toekomst in een oogwenk kan veranderen.

Ik heb die oogwenk meegemaakt.
In een krap berghok met een bloedmooi meisje.

Eén kus, het was maar één kus.
Eén geweldige, adembenemende kus.

Ze had er vandaag zo mooi uit gezien.
Vanaf het moment dat ik het klaslokaal binnenwandelde viel ze meteen op.
Ze keek me kwaad aan, waarschijnlijk omdat ik zo laat kwam opdagen.

Dat was ook de bedoeling, dat ze kwaad op me zou zijn.
Wat gisteren was gebeurd bij me thuis, was een fout van mij geweest.
Ik had het nooit zo ver mogen laten komen.

Ik heb het nooit leuk met meisjes.
Behalve als ik met ze lig te kussen of als ze onder me liggen.
Maar dat was geen van beide.

Ik wou haar eerst terugpakken omdat ze in mijn zaken zat te snuffelen, maar haar bh leidde me af.

BadboysWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu