hoofdstuk 20

21.4K 687 173
                                    

Wie denk hij wel niet dat hij is.
Oké, misschien weet hij te goed wie hij is.
Maar dan nog, hij heeft nog steeds geen recht om me zo aan te raken.
Ik ga naar binnen langs de voordeur.

'Hé Lena, hoe was het bij Cynthia?' Ellen kijkt me aan vanuit de zetel.
Ik kijk haar vragend aan.

'Cynthia? O, leuk.'
Mijn leugen, ik was hem al bijna vergeten.

Ze knikt en leest verder in haar boek.

Ik ga naar boven en zoek gefrustreerd door mijn platen.
Dan vind ik hem.
Alice Cooper met "Poison".
Ik leg hem voorzichtig op de platenspeler.

De klanken klinken door de speaker.
Ik zet me op het bed.
Ik ben zo uitgeput.
De laatste dagen heb ik het grootste deel van de nacht wakker gelegen.
Al dat gepieker heeft zijn stempel achtergelaten.
Ik zucht en leg me om mijn bed.

De muziek blijft spelen en laten me meedrijven naar een rustig, zwart meer.
Het meer waar de boten je brengen naar de eeuwige nacht.
Daar waar de dromen ontstaan, daar waar de nachtmerries vervagen.
Daar waar de boten je wiegen tot het laatste daglicht is verdwenen.

'S nachts word ik wakker van een geluid.
Ik kijk slaperig om me heen en merk dat mijn raam open staat.

Ik heb hem toch niet opengedaan voor ik in slaap viel?
Ik kruip van mijn bed en strompel naar de raam die ik terug dichtdoe.
Ik denk er plots aan dat ik met mijn kleren in slaap ben gevallen.
Ik kijk naar beneden en zie dat ik niet mijn topje en mijn short aan heb, maar een satijnen nachtkleed.
Sinds wanneer heb ik een satijnen nachtkleed?
Laat staan een nachtkleed.

Ik wil naar mijn kast lopen om te kijken of er nog kleren waren bij gekomen.
Maar voordat ik de klink van de kastdeur kan vast nemen hoor ik iets vallen beneden.

Wat is dat?

Misschien is er een dief in mijn huis?
Ik onderdruk mijn angst en ga beneden kijken.
Misschien moet ik de politie bellen?
Alleen staat de huistelefoon beneden en mijn gsm is leeg.
Dus ik ga verder naar beneden.

De deur naar de woonkamer staat op een kier en ik kijk naar binnen.
Ik zie dat er iemand is, de persoon is groot.
Waarschijnlijk een man.
Hij staat met zijn rug naar me toe dus kan ik zijn gezicht niet zien.

De man staat bij de kast waar mama de familiefoto's heeft staan.
Die hij allemaal op de grond gooit.
De grond ligt vol scherven.

Ik wil kwaad de kamer in lopen, maar ik merk dat ik ongewapend ben.
Ik neem snel iets dat in de buurt staat.
Het is een paraplu geworden.
Dat kan er mee door.

Ik doe de deur zo stil mogelijk open en sluip naar de man.

Alleen er is iets aan de man.
Iets dat zo vertrouwd voelt.

Dan draait hij zich om en ik wil gillen en roepen tegelijk.

'Lena, eindelijk. Je bent er.' Zegt hij met een lach.

'Wat moet je?' Zeg ik zo kil als ik kan, maar er klinkt een lichte trilling in mijn stem.

'Ah, ik kom mijn schatje opzoeken.' Zegt hij met een grijns.
Ik kijk Taylor kwaad aan.

'Hoe durf je me nog zo te noemen?'

'Omdat je nog steeds van me houd. Je huilt 's nachts om me, en kunt me niet vergeten. Dat is toch waar, niet?'
Ik slik.

'Daarom hou ik niet van jou.'
Hij lacht en komt naar me toe.
Hij strijkt met zijn hand over mijn wang en trek me dan tegen hem aan.

Ik wil hem weg duwen.
Ik wil tegen hem roepen.
Ik wil hem net zoveel pijn doen als hij mij heeft gedaan.
Maar ik doe dat allemaal niet.
Ik sta er maar en laat het toe.
Ik aanvaard het niet.
Ik kan er alleen niets tegen doen.

Zijn zachte handen drijven verder naar mijn armen en zijn gezicht komt dichter naar me toe.

Zijn lippen strijken over mijn huid.

Hij weet precies hoe hij me kan laten verlangen.

Me laten verlangen naar hem.

Naar meer.

Zijn handen liggen nu al op mijn rug en en zijn lippen vinden de weg naar de mijne.

Net voordat hij me weer tot de zijne neemt en zijn handen de onderkant van het jurkje vinden, zegt iemand anders verstikt mijn naam.

Ik draai verrast om en zie Jasper in de deuropening staan.
Dan beschik ik terug over mijn eigen spieren en loopt ik naar Jasper toe.
Ik spring half op hem, maar hij vangt me sierlijk op.

Tegen mijn wil begin ik in zijn armen te huilen.
Hij troost me door lief over mijn rug te wrijven.
Ik heb mijn gezicht tegen zijn schouder gedrukt.
Dan maakt hij me los en ik kijk hem smekend aan.

'Lena, liefje, ik moet nog even iets regelen.' Zegt hij en kijkt me met een liefdevolle blik aan.
Ik smelt en wil me weer tegen hem aandrukken.

Jasper kijkt nu naar Taylor.
Hij haalt iets vanachter zijn riem op zijn rug.

Ik kijk geschokt naar het zilveren pistool.

'Wat ga je doen?' Vraag ik geschokt.

'Ik laat niemand, jou pijn doen.' Zegt hij en jaagt een kogel door het hoofd van Taylor.

Dan gooit hij zijn pistool aan de kant en trekt me in zijn armen.
Ik ben nog verdoofd door het schot.

'Nu kan hij je niets meer doen, ik beloof het je.' Zegt hij in mijn oor.
Ik knik en kijk hem aan.

Zijn blauwe ogen fonkelen als sterren in de nachtelijke hemel.
Wat zijn ze mooi.

Zijn handen nemen de mijne vast.
Ik kijk ernaar.

Deze handen hebben net mijn ex vermoord.
Moet ik blij zijn?
Moet ik kwaad zijn dat hij hem heeft neergeschoten?

'Nu kun je hem vergeten, hij is dood. Hij kan je niets meer doen.' Zegt hij duidelijk.
Ik kijk hem terug aan.

'Wat als jij me ook kwetst?' Fluister ik.

'Dat doe ik niet, vergeet hem, hou van mij.' Zegt hij overtuigend.
Ik knik.

Hij laat één hand los en brengt die naar mijn gezicht.

Zijn duim strijkt over mijn lippen en ik kijk hem aan.

Dan legt hij zijn hand achter mijn hoofd en brengt onze gezichten naar elkaar toe.
Ik leg mijn handen op zijn borstkas en ga dichter bij hem staan.

Als een magneet word ik naar hem toe getrokken.


Dan schrik ik bezweet en naar adem snakkend wakker.


BadboysWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu