Hoofdstuk 2

391 23 6
                                    

Meteen ben ik klaarwakker. Ik open mijn ogen en kijk in het rond. Een vage gestalte staat bij het raam. Hij vervloekt hardgrondig alle piepende ramen in deze wereld. De man heeft een cape om en de wind speelt ermee. Ik hoor nog net dat hij een paar woorden prevelt:
'Alvast sorry, voor alles wat ik je aan ga doen.' met een enorme vaart knalt een projectiel achter mijn oor. Voordat alles zwart word zie ik nog twee gestalten in de deuropening van mijn kamer komen staan. Mijn ouders? Vraag ik me af. Dan vallen mijn ogen dicht en zie ik niks meer...

Met een bonkende hoofdpijn en een flinke bult achter mijn oor word ik wakker. Alles om me heen klotst en bonkt. Voorzichtig gluur ik door mijn wimpers en ik zie waarom ik zo hard op en neer bonk. Ik zit op een paard met mijn handen vastgebonden in het zadel. Naast mijn paard loopt nog een ander paard. Hoe kom ik in vredesnaam op dit paard terecht? En waar ben ik? Dat zijn de twee vragen die in mij naar boven komen. Maar net als ik ze wil stellen begint de persoon die naast mij blijbaar op het andere paard zit te spreken.
'Mooizo, je bent wakker. We zijn er bijna en dan kun je fijn weer gaan slapen. En ik zal je eens wat vertellen: dat zul je hard nodig hebben.' de persoon die dit zegt zit diep weggedoken in een grijs-groene mantel. Hij kijkt me niet aan, maar ik heb toch het gevoel dat ik bekeken word. Het raarste van alles is de grote boog die op de rug van deze persoon hangt. Hij is heel groot en heeft een heel rare vorm. Wie heeft er in deze tijd nu een boog nodig?

'Als je klaar bent met gluren, dan kun je afstappen want we zijn er.' ik schrik me dood, want opeens begint de man weer te praten. Verbaasd kijk ik om me heen. We staan midden in een bos op een soort open plek. Overal om ons heen staan donkere bomen. Ik zie een klein, schattig huisje en een soort ouderwetse waterput staan. Het huisje is helemaal van hout en heeft een rieten dak. Naast het huis staat en soort uitbouw; dat moet vast een stal zijn. De man is ondertussen al soepeltjes uit zijn zadel gegleden en loopt op mij af. Hij trekt een mes van ergens onder zijn mantel en mijn ogen sperren zich wijdt open van schrik. Wat wil hij met dat mes gaan doen?
'Rustig nou maar, ik wil alleen maar de touwen door snijden, zodat je weer een beetje gevoel in je handen krijgt. En ik zou niet proberen te ontsnappen, want ik ben toch wel sneller dan jij' hij tikt met zijn vingers op zijn boog. angstig kijk ik toe hoe hij de touwen doorsnijd met één vloeiende beweging. Ik probeer uit het zadel te glijden en beland, net als een zoutzak, met een plof op de grond. De man pakt het hoofdstel van het paard, draait het met zijn hoofd naar het bos en geeft een keiharde klap, met de platte kant van het mes, op de kont van het paard. Het paard steigert of bokt, weet ik veel, en gaat er als een gek vandoor het bos in. Verbaasd kijk ik het paard na. Heeft hij dat paard niet nodig ofzo? Alsof de man mijn gedachten leest zegt hij:
'Ach, dat paard had ik toch niet nodig. Die gaat wel weer terug naar waar hij vandaan komt.'
Ik haal mijn schouders op. Het zal dan wel.
De man, ik weet nog steeds zijn naam niet, loopt naar het huis en gaat naar binnen. Ik weet niet zo goed wat ik moet doen dus loop ik maar achter hem aan. Heel even overweeg ik nog om weg te rennen, maar dan denk ik aan wat die man zei toen hij op zijn boog tikte en ik doe het toch maar niet.

Binnen in het huisje is het nog best wel groot. We komen binnen via een soort hal en hij trekt zijn schoenen uit en hangt zijn cape, jas of mantel ofzo, aan de kapstok. Als je de hal doorloopt kom je in de woonkamer, met twee stoelen een bank en een eettafel. Achter de woonkamer bevind zich de keuken, niet meer dan een lang aanrecht met de nodige spullen: een oven, gasfornuis, koelkast, vriezer enz. Aan de linkerkant van de woonkamer zitten twee deuren. Vast voor de slaapkamer en badkamer of zoiets.

'Ga zitten,' zegt de man kortaf,
'we moeten praten.' ik laat me op de bank zakken en kijk de man angstig aan. Mijn handen beginnen te trillen en ik stop ze gauw tussen mijn benen. Trouwens, ik zie nu pas dat ik gewoon nog in mijn pyjama loop. Mijn wangen beginnen rood te worden en het voelt alsof ze in de fik staan. Opeens begint de man weer te praten:
'Dit kan misschien schokkend overkomen, maar luister goed: je zit hier vast. Het komende jaar is dit jouw thuis, dus wen er maar vast aan. Je zal veel klusjes voor mij moeten doen, maar je zal ook veel leren van mij. Maar dat zie je nog wel. Eerst mijn naam: ik ben Will. Ik ben je trainer voor dit jaar en je zal over drie dagen ook nog andere kinderen ontmoeten die, een soort van, hetzelfde probleem hebben als jou.'

'Probleem?' verbaasd kijk ik hem aan.
'Ja, probleem ja. En houd nu je mond maar want ik ben nog niet klaar met vertellen.' geschrokken zak ik weer achterover in de bank. Ik was op het puntje gaan zitten door het verhaal van die man, Will.
'Uuhm, waar was ik?' gaat Will verder, 'oja, probleem... Dat zul je over drie dagen wel ondervinden. Jouw taak van de volgende drie dagen is mijn huis opruimen en alle klusjes doen, waar ik geen zin in heb.' tsss, uitbuiter, denk ik opstandig, maar ik hou wijs mijn mond.
'Heb je dat begrepen?' vraagt hij. Ik knik.
'Heb je dat begrépen?' vraagt hij nog een keer maar dan harder en dwingender.
'Ja, ik heb het begrepen.'
'Ja Will, is het voor jou.' hij kijkt mij dreigend aan met zijn bruine tot spleetjes geknepen ogen. Zijn zwarte half lange haar valt voor zijn ogen. Alles bij elkaar is het best wel beangstigend.
'Ja will, ik heb het begrepen.' zeg ik zo snel als ik kan. Ergens krijg ik het gevoel dat deze man de schijn ophoudt. Alsof hij onaardig doet maar helemaal niet zo is. Maar het kan ook aan mij liggen.
'Goed zo! Begin maar met koffie.'

Niet begrijpend kijk ik hem aan. Begin maar met koffie? Wat bedoelt hij nu weer. Een diepe zucht komt van de man tegenover me.
'Je hebt het dus nog niet begrepen.' diepe zucht. 'Zet. Maar. Koffie. Voor. Mij!' hij praat tegen me alsof ik een kleuter ben. Boos door zijn reactie sta ik op. Ik kijk om me heen opzoek naar iets met koffie om in zijn gezicht te gooien en te schreeuwen dat ik zijn slaaf niet ben, maar opeens komt er een knallende hoofdpijn opzetten. Ik grijp naar mijn hoofd en kan een zachte: 'Oef!' niet bedwingen. Ik laat me weer achterover op de bank vallen.

'Oja,' zegt Will, 'helemaal vergeten. Ik heb je met een zwaargewicht tegen je hoofd aan gegooid. Volgende keer maar beter niet doen. Hoewel, nu lopen ze in ieder geval niet zo hard weg.' geïrriteerd kijk ik hem aan. Die stem doet pijn aan mijn hoofd en komt binnen als een stormram in een kasteel overval van vroeger. Hard dus. 
'o ja, sorry!' meedelevend kijkt hij me aan. 'Praten is dan niet zo fijn natuurlijk. Weet je wat? Ik doe het wel weer zelf. Ga jij maar slapen. Ik kan het wel alleen, die stomme slappelingen ook tegenwoordig...' hij mompelt een heel aantal verwensingen erachteraan. Ik sta op en loop maar ergens heen. Weet ik veel waar die verdraaide slaapkamer is. De man loopt naar de keuken.
'Deze deur hier,' en hij wijst naar een deur in het midden van de muur, 'en dan rechts achterin heb je een badkamer en links achterin is jouw kamer.'
Ik knik en loop door de deur naar mijn kamer. Ik heb mijn pyjama nog aan en kruip zo in bed. Meteen ben ik onder zijl.

De jacht op de JagerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu