Hoofdstuk 9

222 13 0
                                    

'... Ik ben bang voor het donker.'
'Ja, zoiets dacht ik al.' zegt Will. Verbaasd kijk ik hem aan. 'Hoe weet jij dat nou? Ik heb nooit wat vertelt!'
'Nee, dat klopt. Maar ik zag die ene avond al iets bij dat kampvuur.' zegt hij schouderophalend.
'Ow, ja. Ja, daar had ik het hele verhaal aan Semaine vertelt.' zeg ik met een zucht. Ik zie er nu al tegenop om mijn verhaal nog een keer te vertellen.
'Oké, kom. Ga even zitten. Hier heb je thee of wil je koffie?' hij schuift een kopje thee in mijn richting.
'Nee doe maar thee, lekker.' zeg ik. Het kan me toch niks schelen, maar goed. Ik laat me op de bank ploffen. Mijn ogen zijn nog steeds gericht op het donker buiten en in de gang. Het trekt me aan. Elke keer als het donker is beleef ik het hele verhaal weer opnieuw. Keer op keer. Om moe van te worden.

Opeens verschijnt Wills gezicht in mijn blikveld.
'Julia, ik vroeg wat.' ik schud mijn hoofd en ontwaak uit de trans waar ik in gezakt was.
'Wil je mij alsjeblieft dat verhaal vertellen wat je ook aan Semaine vertelt hebt?' vraagt Will beleefd
'Ja dat wil ik, als je het alsjeblieft niet doorvertelt?' vraag ik een beetje overbodig. Ik weet toch wel dat hij het nooit zal doen.
'Nee, nooit. Ik zal het altijd voor mezelf houden.'
Ik knik.
'Oké,' zeg ik en ik begin aan mijn verhaal.

'Op een dag, gingen we met de hele familie wandelen in een bos. Het was een heel groot bos en ik speelde met mijn nichtjes verstoppertje. Het was winter dus het werd al heel snel donker en dat was natuurlijk extra leuk.'
will knikt. Zijn ogen staan oplettend en houden mij nauwlettend in de gaten. Ik ga even verzitten op de bank, pak de mok met thee en ga weer verder met mijn verhaal:

'Onze ouders, maakten zich geen zorgen en dachten dat we wel achter hun aan kwamen als we te ver af dwaalden en dat deden we ook. Tot die ene keer dat ik niet doorhad dat iedereen al weg was. Ik zat daar maar op mijn goeie verstopplek en het was al pikken donker. Het was pas zes uur en we waren dicht bij het restaurant waar onze ouders zaten te eten. Ik zat daar al een tijdje en uiteindelijk kwam ik overeind uit mijn verstopplaats. Ik wist dat het restaurant ergens dichtbij was, alleen ik wist niet welke kant op. Ik liep maar gewoon een kant op en hoopte dat het de goeie was. Ik dacht nog dat mijn nichtjes vast wel aan het pannenkoeken eten waren toen ik een man zag. Ik liep op hem af en vroeg vriendelijk waar het restaurant was. De man zag er heel vriendelijk uit en wees me de weg. Ik bedankte hem en liep weg, maar hij riep me terug en zei dat hij wel even met me meeliep. Wat ik niet wist, was dat hij me steeds dieper en dieper het bos in leidde. Opeens greep de man me vanachter beet en ik begon te gillen. "Stil maar meisje. Ik zal je niks doen hoor. Het is zo weer voorbij." opeens sprongen aan alle kanten mannen met enge maskers uit de bosjes en ik schrok me dood. Wist ik veel wat ze gingen doen. Ik was elf.'

Ik hou even een pauze en neem een slok van mijn hete thee. Will zegt niks en knikt alleen maar. Hij heeft nog geen centimeter bewogen sinds ik begonnen ben met mijn verhaal. Als mijn beker met thee half leeg is ga ik weer verder:

'De mannen kwamen steeds dichterbij en prevelden "geruststellende" woordjes.' bij het woord: geruststellende steek ik twee handen in de lucht en met twee vinger maak ik een soort aanhalingstekens.
'Je weet wel. Dingen zoals: "het is zo voorbij." "Het zal geen pijn doen als je maar meewerkt."
toen begonnen de onderlinge ruzies:
"Ik mag als eerst."
"nee het is mijn beurt jij was gisteren al als eerst."
"Ja, maar dat was een beest jongens. En trouwens volgens mij was het mijn beurt." het waren bij elkaar vier mannen en ze stonden onderling ruzie te maken. Nu ik erover nadenk waren het net kleuters die aan het ruzien waren wie als eerst op de schommel mocht.  Opeens bulderde de stem van de man, die mij de hele tijd beet hield en over mijn rug aaide, in mijn oor.
"Ik mag want ik heb haar als eerste gevonden. dat gaat leuk worden, schatje." ik kromp ineen van zijn enge stem. Ik snapte nog steeds niet wat de mannen van me wilden.
"Ja, leuk voor jou. Maar het is mijn beurt." zei de ander weer.
"Weetje wat," zei eentje die de hele tijd stil was gebleven, "laten we met zijn allen tegelijk gaan."
En daar waren ze het allemaal wel mee eens. En je kan wel raden hoe het daarna verder gaat.
toen begonnen de mishandelingen. Ze scheurden kleren van mijn lijf en deden dingen met me die ik niet graag zou herhalen. Ik mag van geluk spreken dat ik nog maar elf was en nog lang niet vruchtbaar. Anders weet ik niet wat er van me overgebleven was. Ik lag daar maar te huilen als een zielig hoopje mens. Uiteindelijk hadden de mannen hun pleziertje gehad en liepen ze gewoon weg. Alsof er niks gebeurt was. Eentje gaf me nog een trap na met een brede grijns op zijn gezicht. "Je was lekker." zei hij. En met een bulderende lach verdween hij de bosjes in. Ik had teveel pijn om te bewegen en kwam niet verder dan wat gekreun. Dat was blijkbaar genoeg want na enige tijd vonden mijn ouders me naakt in de bosjes terug.
Daarna volgden heel veel onderzoeken en bleek dat er niks beschadigd was. Ik mocht van geluk spreken volgens de dokters. Andere kinderen hadden het er slechter afgebracht.' besluit ik mijn verhaal. Will kijkt geschokt.

'En de politie dan?' vraagt hij. 'Die deed niks. Die hadden niet genoeg bewijs om de daders gevangen te nemen.' zeg ik en vervloek de politie in mijn hoofd. Lafaards zijn het.
'dus die mannen lopen nu nog ergens op vrije voeten rond?' vraagt will verbaasd.
Ik knik. 'Ja, dat is zo.'
Wills ogen vatten bijna vlam bij het horen van die laatste woorden. 'Maar dat kan toch niet? Het zijn moordenaars. Dieven. Klootzakken.' hij staat woest op vanuit zijn stoel en die valt bijna om. Hij begint in de kamer heen en weer te ijsberen. ik heb Will nog nooit zo boos gezien. Het is eigenlijk best eng om te zien. De hele tijd heb ik geprobeerd om mezelf groot te houden en niet te gaan huilen. Eigenlijk heb ik er nog nooit om gehuild. Maar bij het zien van Will die zo uit zijn slof schiet, hou ik het niet meer vol. De tranen stromen over mijn wangen en ik snik het uit. Ik pak een kussen en trek mijn knieën op tegen mijn lichaam. Mijn hoofd duw ik in het kussen en ik huil tranen met tuiten. Mijn hele lichaam schokt en ik mis mijn ouders nu echt verschrikkelijk. Alle pijn die ik toen gevoeld heb komt weer naar boven en ik weet dat het weer tijd word voor mijn maandelijkse probleem. Het maakt me nu even niet meer uit. Ik vergeet alles om me heen en alleen ik en mijn verdriet blijven over.

Totdat ik voel dat Will naast me op de bank komt zitten en hij sussende woordjes spreekt. Ik kalmeer een beetje en het snikken gaat over in het schokken van mijn lichaam. Will slaat een arm om me heen en probeert me te kalmeren. Ik kruip tegen hem aan en zie hem op dit moment even als mijn vader. En hij ziet mij waarschijnlijk als zijn dochter, want ik zie ook tranen in zijn ooghoeken staan. Snel veegt hij ze weg en ik doe net alsof ik niks gezien heb. Het gemis van mijn ouders wordt groter en het duurt nog heel lang voordat mijn lichaam stopt met schokken. De tranen blijven nog lopen en ik doe geen moeite om ze weg te vegen.

Na een poosje staat Will op en zegt, weer helemaal zichzelf: 'Nu moet je echt wel naar bed. Hier neem deze maar mee.' hij duwt een houdertje met een waxinelichtje erin in mijn handen. Dankbaar neem ik het aan en probeer naar hem te glimlachen maar het mislukt grandioos. De weg naar mijn slaapkamer verloopt iets soepeler en ik val in slaap met het licht van het waxinelichtje nog brandend.

De jacht op de JagerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu