Hoofdstuk 22

211 11 1
                                    

'Kijk eens!' Will komt het huisje uit gelopen met een zak. Ik kijk ernaar. Wat zal erin zitten?
'Hier pak eens aan!' Will duwt de zak in mijn handen.
'Maak maar open!' Zijn ogen glinsteren van plezier. Volgens mij vindt hij het nog leuker dan ik. Hij is net een kleuter soms.
Voorzichtig maak ik de zak open en kijk erin. Wow! Een pijl en boog. Ik trek hem eruit en kijk er verbaasd naar. Wat is dit nou voor rare pijl en boog? Zo een heb ik nog nooit gezien. Het is eigenlijk een kromme stok met aan het uiteinde krombuigende stukken de andere kant op. Het geheel vormt een soort platgeslagen W. Vragend kijk ik Will aan.
'Uuhm, Will? Is deze niet verbogen Ofzo?'
'Nee, dat hoort zo. Kijk!' hij pakt de soort van boog en spant de pees eromheen. Hij pakt de boog beet aan het handsvat en trekt aan de pees.

'Kijk!' zegt hij nog een keer. 'Dat zorgt voor de vering en het is veel minder zwaar om hem uit te rekken dan bij mijn boog.'
Ik zie dat als hij aan de pees trekt de twee buitenste stokjes van de platgeslagen W een beetje naar buiten toe buigen. Aha! Ik snap hem. Ik knik dat ik het begrepen heb en hij laat de pees voorzichtig los. Hij geeft de boog weer aan mij. Ik doe hem na en het gaat eigenlijk best makkelijk. Hoewel het aan een pees trekken natuurlijk ook niet moeilijk is. Dat kan iedereen. Alleen ik krijg hem echt niet zover als Will dat kan. Wat ik ook probeer, het lukt niet. Gefrustreerd laat ik de pees weer los. Met een klap komt het tegen de binnenkant van mijn onderarm aan. Met een kreet van pijn laat ik de boog uit mijn handen vallen.
'Auw!' Ik kijk kwaad naar Will alsof hij dat gedaan heeft. Hij grijnst alleen maar en duikt in de zak die aan zijn voeten ligt.

'Ow hèhè.' hoor ik uit de zak komen waar Wills hoofd insteekt. 'Ik dacht al dat ik het niet in de zak gestopt had. Ik heb nog wat voor je. Kun je het aan denk je?'
'Ja, waarom niet?' zeg ik boos. Hij moet niet denken dat hij de hele tijd de gek met mij mag steken hoor.
'Oké, kijk!' zijn hoofd komt uit de zak en daarbij ook zijn arm met een soort riem eraan.
'Kom eens hier.' zegt hij triomfantelijk en zijn ogen glimmen weer. Aarzelend zet ik een stap op hem af.
'Nou, hup! Niet zo treuzelen, ik doe je niks!'
verbaasd kijk ik hem aan. Ik was er toch echt van overtuigd dat het niet aan mij te zien was dat ik aarzelde. Wil doet de riem bij me om en ik zie nu pas dat er twee dingen in de riem zitten. Twee messen, om precies te zijn.
Ik pak het heft van een van de messen beet en trek hem uit zijn hoes. Het is een vlijmscherp mes, zie ik meteen. En ook nog aardig groot.

'Dat is je Saksische mes.' verklaart Will.
'Ahh, nu snap ik het!' zeg ik sarcastisch.
Will trekt een wenkbrauw de lucht in en gaat onverstoorbaar verder: 'Het is een mes die je gebruikt om mee te vechten.'
Hij trekt zijn eigen mes en wijst een aantal dingen aan.'het lange heft zorgt ervoor dat het lekker in de hand ligt en het lange mes zorgt voor een groot bereik. Zo hoef je niet zo dicht bij de vijand te komen. Het is eigenlijk een soort kort zwaardje, alleen deze is beter in evenwicht, dus je zou er mee kunnen gooien als het echt nodig is. Alleen als je hem gooit moet je er voor zorgen dat je hem niet laat draaien, zoals bij een werpmes maar zo uit je hand laat glippen, als het ware. Anders komt hij nooit bij je doel aan en valt hij voor je voeten op de grond. Of in je voet, als het geluk je niet meezit.' Will ratelt maar achter elkaar door en ik heb werkelijk geen idéé waar hij het over heeft.

'Maar goed, dat is voor latere zorg. Deze is dus om mee te vechten.' besluit hij zijn preek over het Saksische mes.
'Steek hem maar weer terug en pak die andere.' ik doe wat hij me opdraagt en bekijk het mes dat ik nu in mijn handen heb. Het mes is veel kleiner en het is ook een stuk lichter.

'Dit is je werpmes,' begint Will weer, 'het is een stuk lichter, zoals je voelt, en het is dan ook bedoeld om mee te gooien. Het komt verder en het komt harder aan. Je kan er ook wel mee vechten maar daar is hij eigenlijk te kort voor.' hij kijkt mij vragend aan.

Waarom kijkt hij nu vragend? Vroeg hij wat?
'Wat?' is mijn afgezaagde antwoord. Ik word hier zó sacherijnig van.

'Je kijkt nogal sacherijnig! Vind je het wel leuk?' Wills wenkbrauwen schieten de lucht in, wat een grappig gezicht oplevert. Ik moet weer een beetje lachen.
'Nou, ja en nee.' is mijn antwoord. 'Kijk, het is wel cool dat dit een mes is enzo. Alleen als je het over vechten, gooien en smijten gaat hebben, dan zal dat wel, want ik heb nog nooit een mes in mijn handen gehad. En trouwens, wat moet je daar nu mee in deze moderne wereld met tanks en pistolen en al die shit?'

Will knikt begrijpend.
'Nou, deze wapens zijn ook niet geschikt als er een oorlog uitbreekt. Tenminste, de pijl en boog wel, maar de messen niet.
Maar wij, de Rangers, zijn er ook niet om de vrede tússen landen te bewaken. Nee, wij zijn er om de vrede bínnen landen te
bewaken. En trouwens, in dit land mag je geen pistool hebben, behalve als je bij het leger zit, dus de meeste mensen hebben ook een illegaal mes of zoiets in huis. En daar zijn deze wapens dus weer goed voor.'
Aha! Het word al een stuk duidelijker...

'Maar even terugkomend op jouw messen probleem.' gaat hij verder. 'Dat is zo opgelost hoor. We stellen deze dag in het teken van het kennismaken met de wapens en dan gaan we morgen echt aan de slag.'
Ik zucht dankbaar.
'Dus, als ik het goed begrijp mag ik nu gewoon doen met deze dingen wat ik wil, en dan leer ik morgen hoe het echt moet?'
'Precies en ik heb nog even een ding. Hier is je pijlenzak. Daar is geen uitleg bij no...'

opeens valt hij stil en staart zijn blik achter mij het bos in. Wills ogen vernauwen zich tot spleetjes.
'Blijf zo stil mogelijk staan.' fluistert hij zodat ik het net kan horen. Ik doe wat hij zegt en blijf zo stil mogelijk staan met de pijlen zak in mijn armen en het werpmes in mijn hand.
Paniek overspoelt me. Wat is er achter me? Is daar iemand? Op dit moment haat ik het zo dat ik met mijn rug naar het bos sta.

Will schud op zijn dooie gemak zijn boog van zijn schouder en pakt zo langzaam mogelijk een pijl. Ik sta daar maar, stijf van de spanning, niet wetend wat er achter me staat.
Hij legt de pijl op de pees en richt op iets achter me. Hij doet een stapje opzij, zodat hij niet mij voor mijn kop schiet en richt. Hij trekt de pees heel ver naar achteren en laat hem los. Nog steeds sta ik daar maar, zo stil mogelijk, te wachten totdat ik weer mag bewegen. Ik zie dat Will opgelucht ademhaalt en naar mij gebaart dat ik weer mag bewegen. Opgelucht leg ik de zak op de grond en stop mijn mes weer weg. Ik draai me om naar het bos en  probeer te zien wat er de hele tijd achter mij stond.
'Waar schoot je op?' vraag ik voorzichtig. Niet wetend of het misschien nog hier ergens is.
'Ga zelf maar kijken!' is het antwoord en mijn ogen speuren de omgeving weer af.

Een stukje verder op ligt iets in het gras en er steekt een pijl uit. Ik ren er naar toe. Als ik wat dichter bij ben sta ik opeens stil.
Mijn ogen worden groot en mijn hart slaat een slag over. Nee dat kan niet! Dat mag niet!
'Will!' ik schreeuw het bijna. Ik heb niet door dat hij al achter me staat.
'Ja?' klinkt het opeens in mijn oor. Ik maak een sprongetje van schrik en een gil ontsnapt me.
Will schiet in de lach.
'Bangerik!' zegt hij lachend.
'Will, even serieus! Dit is niet grappig. Moet je kijken hoe zielig!' Ik wijs naar het beest dat daar verderop op de grond ligt. Een pijl steekt uit zijn borstkas en er ligt bloed omheen. Ik loop iets dichterbij en zie dat het een jong hertje is.
'Will, moest dit nou!' mijn schouders zakken naar beneden en ik kniel neer bij het hertje.
Zo zielig!
'Ja, dat moest. Wou je anders dood gaan van de honger? Dat is pas zielig, jezelf verhongeren. En trouwens, weet je hoe lekker jong hertenvlees is?' antwoord hij, zonder een greintje medeleven in zijn stem.
'En alsnog is het zielig. Dit jonge beestje had nog een heel leven voor zich.'
'Ja, of hij werd verderop alsnog doodgeschoten en geslacht. En dan ligt hij morgen in stukjes gehakt in de Albert Hein of weet ik veel welke winkel. Wat is er dan precies zielig?' is Will zijn argument.
Ik geef het op. Ik laat mijn schouders zakken en doe mijn ogen even dicht. Ik strijk met mijn hand even over de nek van het dier en neem afscheid. Al heb ik hem niet eens gekend.
Ik sta op, draai me om en loop boos weg. Hij mag best weten dat ik hier tegen ben. Ik voel zijn ogen in mijn rug branden, maar ik negeer het.

De rest van de middag doe ik maar wat met die messen en schiet ik een beetje met de pijl en boog. De messen heb ik alleen maar een beetje naar gekeken en ze een keertje weggesmeten. Ze kwamen nog geen meter ver, maar dat maakt even niet uit.
Met de pijl en boog heb ik een paar keer geschoten op het 20 meter doel. Een paar belanden helemaal onderin de baal stro en de rest belande er allemaal voor.
Nog best goed, vind ik zelf. 
Will stond erbij en keek ernaar.
Opeens verdween hij en ik hoorde wat gestommel achter het huis. Ik dacht dat het beter voor mijn gezondheid was als ik maar niet ging kijken. Ik had wel een flauw vermoeden wat hij aan het doen was. Toen het donker begon te worden ruimde ik alles op en liep naar binnen. De heerlijke geuren van gebraden vlees en groenten dreven mijn neusgaten binnen.

De jacht op de JagerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu