Hoofdstuk 7

238 16 2
                                    

Hijgend en zwetend kom ik bij de open plek in het bos aan. Het huisje staat daar nog precies hetzelfde als eerst alleen nu komt er iets zwart net wits naar buiten gelopen. Al kwispelend loopt het op Will af en hij geeft het een aai over zijn bol. De hond, want dat is het, gaat voor hem in het gras liggen en draait zich op zijn rug. Nu zie ik dat het een jongen is. Een ondeugende grijns verschijnt op mijn gezicht. Will ziet het en zegt tegen de hond. 'Nou doe is even normaal joh. Er zijn gasten bij en nog wel een meisje ook!' alsof de hond het begrijpt draait hij weer terug en staat op. Ik zie nu pas dat het een hele mooie hond is. Het heeft hele mooie bruine ogen met een zwart met wit gevlekte vacht. Aan zijn pootjes te zien is hij al helemaal volgroeid en hij komt ongeveer met zijn rug tot waar mijn handen stoppen. Echt een lief beest. Het loopt op mij af en snuffelt aan mijn hand. Zijn staartje gaat voorzichtig heen en weer. Ik wil hem een aai over zijn bol geven maar Will pakt mijn pols beet in een snelle beweging. Verbaasd kijk ik hem aan.
'Ga eerst maar even douchen.' zegt hij met een streng gezicht. Ik snap het niet. Wat heb ik fout gedaan?
Ik haal mijn schouders op en loop het huis binnen op zoek naar een douche. Achterin is de badkamer en ik draai de douche kraan open. Het water word heerlijk warm en ik douche mezelf met kleren en al. Zijn die kleren ook gelijk gewassen. Dat doe ik thuis ook altijd. Na een poosje word de douche ijzig koud en ik kan een schreeuw niet onderdrukken. Het ging opeens over van warm naar ijswater. Ik hoor gegrinnik achter de deur en ik weet wie de boosdoener is. Boos draai ik de kraan weer dicht en droog me af met een mega grote handdoek. Tot mijn grote schrik ben ik vergeten schoon ondergoed en kleren mee te nemen. Shit, heb ik weer. Ik wikkel de, gelukkig, grote handdoek om me heen en doe de deur voorzichtig op een kier. Niemand te zien. Zo snel als ik kan race ik naar mijn kamer. Niet snel genoeg want ik hoor een bulderende lach van Will die blijkbaar in de woonkamer zat te kijken. Mijn wangen worden vuurrood en ik ben blij dat hij het niet ziet. Snel kleed ik me om in mijn kamer en loop de deur uit. Weer helemaal fris en droog loop ik de woonkamer in. Opeens valt er iets nats en druipemds boven op mijn hoofd. Ik kijk naar boven en fletshj, daar ligt iets over mijn gezicht heen. Ik kijk wat het is en zie dat het mijn shirt is die ik aan had met hardlopen.
'What the...' Ik krijg de tijd niet om mijn zin af te maken, want de rest van de kleding stort bovenop mijn hoofd. Ik ben weer helemaal zeiknat en kan de boosheid niet meer bedwingen.
'Wat heeft dit allemaal te betekenen en wat moet ik hiermee? En waarom moet het in vredesnaam boven op mijn hoofd?' ik schreeuw  bijna en kijk Will kwaad aan. Hij staat daar maar met een grijns op zijn gezicht. Blijkbaar vind hij het wel grappig en heeft hij moeite om niet hardop te lachen. Ik snap niet wat er zo grappig is en schreeuw: 'Ik ben verdikkeme weer helemaal nat! Was dat nou echt nodig?' ik sta bijna te stampvoeten en Wills grijns word zo nodig nog groter.
'Tsja, dan moet je het maar opruimen.' zegt hij met een uitgestreken smoelwerk en hij loopt weg. Proestend van het lachen. 'O ja trouwens,' roept hij nog, 'je ziet er geweldig uit als je nat bent.'
'Ik krijg jouw nog wel!' roep ik hem achterna en hij lacht nog harder. 'Dat zullen we nog wel zien.' roept hij terug. Ik mompel een instemmend geluidje en raap mijn kleren bij elkaar.

Met één natte druipende hoop kleren in mijn armen loop ik door het hele huis op zoek naar een wasrek. Ik open elke deur en vind geen wasrek. Tenslotte loop ik naar buiten de veranda op en kijk in het rond. Ook geen wasrek. De zon staat fel boven mijn hoofd en straalt aardig wat warmte uit. Dan maar over het hekje van de veranda, denk ik demonstratief. Ik leg al mijn kleren zorgvuldig over het hekje in de stralende zon. Will komt naar buiten gelopen en knikt goedkeurend. Hè jammer, volgens mij was het de bedoeling. Grrr, zo kan ik hem toch nooit terug pakken.

Het bloed in mij kookt van woede en ik stampvoet weer naar binnen. Will kijkt me verbaasd na en vraagt zich waarschijnlijk af wat hij nu weer fout gedaan heeft. Alles. Alles heeft hij fout gedaan. Stom mens. Stom huis. Stomme alles!

Ik loop naar mijn kamer en smijt de deur achter me dicht. Ik ga op het bed zitten en trek mijn knieën op. Ik sla mijn armen er omheen en rust mijn hoofd op mijn knieën. Opeens lopen de tranen over mijn wangen en ik weet niet waarom. Mis ik mijn ouders nu zo of is het woede? Of blijdschap omdat ik niet meer naar school hoef voor een jaar of is het misschien omdat ik nu veilig ben. Afgeschermd van alle pesters. Opeens weet ik dat dat het is en eigenlijk ben ik Will en mijn ouders heel erg dankbaar dat ze me dit aangedaan hebben.
Ik besef nu pas hoe erg het pesten was. Een keer kwam ik thuis met blauwe plekken en wondjes en maakte ik mijn moeder wijs dat ik gevallen was maar dat was niet zo:

Ik kon niet zien wie maar iemand duwde me de meisjes wc binnen. Ik keek in de spiegel en zag dat het Made-niet-zo-lief was. Wat gaan we nu weer krijgen? Ik probeerde me los te rukken maar dat lukte niet.
'Houd je koest.' siste Made-niet-zo-lief. Eigenlijk heet ze Madelief maar ze is echt een kut kind dus daarom noem ik haar maar Made-niet-zo-lief.
'Laat me los.' siste ik terug maar de greep om mijn arm werd nog strakker. Ik begon een beetje bang te worden.
'Nee, nooit. Dom wicht, snap je dat dan niet? Kijk eens in de spiegel naar jezelf. Je ziet toch zelf ook wel dat niemand jou mooi vind. Dat is toch niet zo moeilijk te zien? Ik bedoel kijk naar je neus die staat zo schots en scheef dat het net een banaan lijkt die zo op je gezicht geplakt is.' en inderdaad ze had gelijk. Mijn neus lijkt inderdaad op een banaan die zo op mijn gezicht geplakt is. En ook nog even stevig vastgestampt met een hak van een naaldhak. Ik ben echt lelijk. Made-niet-zo-lief gaat vrolijk verder.
'En moet je die sproetjes zien. Je lijkt wel net een gespikkeld speenvarken.' ja ik weet het ik heb sproetjes lelijk hè. Ja geef maar toe het is lelijk.
'Eens kijken of je ook zo hard kan gillen als een speenvarken.' ze kneep me keihard in mijn bovenarm en ik kon een klein gilletje van pijn niet onderdrukken. Alsof dat het startsein van iets was kwam Jurgen binnen gelopen. In de meiden wc!
'Ah kijk! Daar hebben we Jurgen. We gaan dit varkentje eens even goed wassen.' de angst greep me om de keel. Moet je Jurgen net hebben. De meest gespierde jongen van de hele school ongeveer. Ik kreeg een trap in mijn knieholte en ik viel achterover. Ik hoorde de deur in zijn slot vallen, maar Made-niet-zo-lief en Jurgen waren er nog steeds. Ik probeerde weer op te staan, maar kreeg nog een trap in mijn buik. Deze keer van Jurgen.
Hij ging bovenop me zitten en sloeg me in mijn gezicht. Waarom ik? Dacht ik verdrietig. Wat heb ik ze misdaan?
'Eens kijken of we die neus van jou eens recht kunnen zetten.' zei Jurgen en hij stompte op mijn neus. Een pijnsteek schoot door mijn hoofd en ik schreeuwde het uit. Het bloed spoot eruit en mijn hele shirt zat eronder. Die van Jurgen ook. Made-niet-zo-lief keek geschrokken weg.
'Gatver, kut kind. Mijn hele shirt verpest. Dat zet ik je betaald.' ik zag de woede in zijn ogen en kroop geschrokken achteruit. Met mijn rug botste ik tegen de muur van de wc en ik kon niet meer verder achteruit. Angstig keek ik Jurgen aan. Ik wist dat als Jurgen boos was, je het er niet vaak levend vanaf bracht. Hij liep op me af en plots werd ik zo bang dat ik begon te huilen. Ik kreeg een flashback van toen ik elf was. Ik liet mezelf op de grond vallen en krulde me op. Mijn neus klopte en het dreunde door tot in mijn hoofd. Jurgen liet een woedende schreeuw horen en overal voelde ik pijn scheuten mijn lichaam intrekken. Jankend van de pijn lag ik op de grond van de wc. Opeens hield de pijn op en vervaagde de wereld om mij heen. Ik had geen pijn en geen angst. Alles was helder en volkomen vredig. Ik dacht dat ik de wanhoop nabij was, maar blijkbaar niet. Ik had me erbij neergelegd: dit is mijn leven. Jurgen ging nog even door met schoppen en toen liepen made-niet-zo-lief en hij samen weg. Mij bloedend en trillend achterlatend op de koude, harde en natte wc vloer. Maar ik voelde niks meer. Ik was gevoelloos. Even sloot ik mijn ogen en genoot van dit moment. Tot mijn grote schrik kreeg ik mijn ogen niet meer open, maar het maakt niet meer uit. Het is nu eenmaal zo. Ze moeten gewoon altijd mij hebben. En het maakt niet uit. Als ik andere kinderen dit maar kan besparen. Langzaam en kreunend stond ik op en begon aan de lange, pijnlijke weg naar huis...

De jacht op de JagerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu