Hoofdstuk 17

206 13 0
                                    

Ik open mijn ogen en de eerste gedachten die door mijn hoofd schiet is: ik leef nog!
Tranen stromen over mijn wangen. Niet tranen van pijn. Maar tranen van blijdschap. Blijdschap voor dit leven. Ik leef gewoon nog! Iemand komt de tent binnen die nu, zoals me net pas opvalt, een tent voor mij alleen is.
'Goedemorgen, Julia! Lekker geslapen?' ik zeg niks. Er valt niks te zeggen. Ik bedoel: wie slaapt er nou lekker als hij weet dat hij net eigenlijk doodgegaan is. Het gezicht dat net tegen mij praatte verschijnt in mijn blikveld. De schrik beneemt me de adem. Hij?!

'Jurgen!' Weet ik uit te brengen. Het klinkt meer als een kreet dan als een woord. Wat doet die gozer hier? Ik moet hier weg. Nu! Hij gaat me vermoorden. Ik voel het in mijn botten! Mijn ogen schieten alle kanten op. Van links naar rechts en van voor naar achter. Nergens, maar dan ook echt nergens is een uitweg.
Maar Jurgen kwam net toch binnen? Hoe kan dat?
Ik probeer uit bed te komen, maar ik zie nu pas dat ik vastgebonden ben aan het bed. Een gefrustreerde schreeuw ontsnapt me.
Jurgen zet steeds een stapje dichter naar me toe.

'Ja, je kan niet weg hè? Dat is nu vervelend voor jou!' die kerel verdiend het om opgehangen te worden. Op zijn kop aan een boom. Aan zijn 2 grote tenen. Waar zijn nagels vanaf gescheurd zijn. En waar het bloed vanaf druipt. Zodat al het bloed in zijn lijf zo langzaam mogelijk naar zijn hoofd stroomt. De langzaamste dood ooit! Ik haat deze kerel zo, echt zo erg! Hij mag van mij dood. Nu meteen. En het liefst doe ik het zelf. Wanhopig ruk ik aan mijn armen, in een poging om ze los te krijgen. Het mislukt grandioos.

Opeens komt Jurgen in een vliegende vaart op me af en springt boven op me.
'Zo meisje,' hij lacht vals. 'Nu gaan we eens doen wat die mannen in het bos ook met jou gedaan hebben.' de angst overvalt me. Sleurt mij mee de diepten in en ik val flauw. Deze wereld, het word me gewoon te veel!

Happend naar adem, schiet ik overeind. Ik graai en ik klauw om me heen. Waar is hij? Ik ga hem vermoorden. Nu meteen!
Opeens verschijnt Groenoog in mijn beeld en dan weet ik het. Het was maar een droom.
Tranen van opluchting stromen over mijn wangen. Ik ben niet alleen. Jurgen is hier niet. Ik leef nog.
De tranen stromen harder over mijn wangen. Opeens hou ik het niet meer en ik stort in elkaar. Sem vangt me op, en in zijn armen huil ik tranen met tuiten.
'Ik droomde,' begin ik. 'Ik droomde dat ik alleen was. En dat Jurgen naar me toe kwam. En hij deed alles wat er in het bos gebeurd is. Ik was zo bang!' nu het er uit is word ik iets rustiger. Ik haal diep adem en ben blij dat ik dat kan. Ik leef gewoon nog! En ik lig in de armen van Sem. Shit, ik lig in de armen van Sem.
'Sorry,' mompel ik. 'Ik ehh...'
Snel ga ik weer overeind zitten. Ik word knalrood. Stiekem wil ik weer terug. Terug, in die veilige, sterke armen.
'Geeft niks. Maar wie is Jurgen en wat is er gebeurt in het bos? En welk bos? En waar héb je het überhaupt over?'
'Ik weet niet of ik dat wil vertellen...' O, dat weet ik wel. En of ik het wil vertellen! Ik weet alleen niet of hij het wel wil weten.
'O, nou ja, het hoeft niet.'
'Nee, ik vertel het wel.' met tranen in mijn ogen vertel ik het hele verhaal. Over de mannen in het bos en over Jurgen. Sem hoort het allemaal met grote ogen aan en als ik klaar ben is het en tijdje stil.

'Wow, jij hebt wat meegemaakt.' is het eerste wat uit zijn mond komt.
'Ja, ik weet het.' meer weet ik niet te zeggen. Wat moet ik zeggen?
'Mag ik naar buiten? ik heb dringend frisse lucht en ruimte nodig.'
'Ja hoor, ik denk het wel. Het is alleen wel midden in de nacht.'
verbaasd kijk ik hem aan.
'Moet jij niet slapen dan?'
'Nee, ik wilde bij jou blijven.' zegt hij terwijl hij naar zijn voeten staart en met zijn vingers speelt.

'Dankje!' even is het stil. Dan sta ik op en loop naar de ingang van de tent. Ik ben echt blij dat het niet meer zoveel pijn doet als eerst. Ik moet echt naar buiten. Mijn hoofd bonkt, maar ik negeer het. Bij de ingang van de tent blijf ik staan. Mijn hoofd begint harder te bonken en ik val bijna om. Sem pakt me bij mijn middel en houd me zo overeind. Ik kijk naar de lucht en die staat helemaal vol sterren. Ik doe een paar stappen naar buiten en probeer me te oriënteren.
Aan de overkant staat de grote tent voor alle kinderen. Midden in staat het kampvuur. Het is uit. De rest boeit me niet zo en ik laat me in het gras zakken. Ik kijk weer naar de sterren en voor even vergeet ik alles om me heen. Zelfs Sem. Sterren zijn zo rustgevend...

Sem ploft naast me neer en samen kijken we naar de sterren. Opeens begint Sem te praten.
'Zeg Julia! Er zit me de hele tijd al iets dwars.' geschrokken kijk ik hem aan. Nee hè, niet nog meer problemen toch? Maar zijn ogen staan juist helder en liefdevol en opeens weet ik wat zijn probleem is. Hij is verliefd. Ik knik, 'vertel maar.'
hij haalt een keer diep adem en begint dan te praten.
'Nou, ik had het er met Semaine over, want die had het al door. En toen zei ze dat jij ook... Maar ik moet alleen even weten of het waar is.'
'Ze zei dat ik ook wat?'
'Ik vind je leuk!' het komt er zo snel uit dat ik mijn oren eigenlijk niet geloof.
'Ik... Ik vind jou ook leuk!' ik word rood. Hij niet. Waarom worden jongens nu nooit rood? Grrr

'Echt... Echt waar?' hij vraagt het alsof hij het gewoon niet kan geloven.
'Echt waar' verzeker ik hem. Hij glimlacht en kijkt me aan. Zijn grote groene ogen kijken me liefdevol aan en ik smelt.
Zijn gezicht komt steeds dichter bij de mijne. En we zoenen.
Zijn lippen zachtjes op de mijne. Het is onze eerste zoen maar ik zal hem me voor altijd blijven herinneren.

Voor altijd.

De jacht op de JagerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu